derde paasweek)
Het
vissersleven, vroeger en ook nu, is een leven van hard werken om de
kost te verdienen. Er zijn dagen waarop de visvangst overvloedig is en
dat je, om het wat poëtisch voor te stellen, in een fris briesje bij
een vuurtje op het strand je ochtendontbijt verorbert. Maar evenzeer
zijn er periodes waarop je uitvaart en weinig of niets vangt en
moedeloos terugkeert, omdat het harde labeur zo weinig oplevert.
Wat we hier vertellen over het vissersleven halen we uit het
evangelieverhaal. Maar het belangrijkste dat uit dit verhaal naar
voren komt is dat het hier gaat over ontgoochelde mensen die na de
dood van Jezus waren teruggekeerd naar hun vissersboten en dan midden
hun gewone doen tot de vaststelling komen dat de gestorvene op de een
andere manier in hun leven aanwezig is. En vanuit die geheimzinnige
aanwezigheid van Jezus, de Levende in hun midden, verandert hun leven.
Alles wordt erin ten diepste zichtbaar als gedragen, omgeven en
doortrokken van een alles doordringende presentie van de levende en nu
verheerlijkte Jezus. Zij herkennen Hem als de bezieler van hun
dagtaak, als degene die zin en succes geeft aan hun werk en aanwezig
komt als zij het ontbijt nemen.
Zou
dat nu niet het model zijn van een gelovig bestaan? Krijgt niet
precies ons gewone doen, onze dagelijkse bezigheid om de kost te
verdienen en om ons werk te verzorgen, een warmere kleur en een
diepere klank wanneer we de Heer levend nabij weten?
Alle verhalen over verschijningen van de verrezen
Heer zijn eigenlijk verhalen over de eerste gelovigen, over de jonge
kerk. Zowel over de groei van hun geloof in de verrijzenis als over de
beleving van de eucharistie of de overwinning van spanningen in de nog
jonge gemeenschap. Want ook over dit laatste punt wil het
evangelieverhaal iets kwijt. De tekst zou je gemakkelijk kunnen
opdelen in twee afzonderlijke stukken: één over de apostelen die op
het meer aan het vissen zijn, en één over Petrus die als herder
wordt aangesteld.
Vissers en herders.
Het evangelie wil iets gladstrijken, wil bemiddelen tussen die twee
taken, tussen de mensen met die twee verschillende opdrachten in de
kerkgemeenschap.
Met de vissers worden de rondreizende
predikanten bedoeld: de missionarissen van de jonge kerk. Vissers
gaan, zoals missionarissen, geen begane paden. Vissers varen de
wereldzee op, zoekend waar de vis kan zitten. Mensenvissers brengen
alle soorten mensen aan land. 153 stuks, staat er in het verhaal van
het evangelie, dat is zo veel als er toen verschillende soorten vis
gekend waren. Missionarissen trekken de wereld in en voeren mensen van
allerlei culturen naar de kerk toe. Missionarissen staan in dialoog
met de wereld waarin ze werken en brengen nieuwe ideeën aan. Ze
vragen om voortdurend nieuwe aanpassing van het geloof aan de concrete
leefwereld en aan steeds weer andere culturen. In de ogen van de
mensen aan de wal zijn vissers zo woelig als de zee waarop ze varen. Ze
maken het de herders moeilijk.
Herders integendeel trekken steeds weer
langs dezelfde gebaande paden. Zij hoeden de kudden die ze
conserveren, ze houden de kudde op beproefde oude wegen. Van alle
aangebrachte gelovigen uit verschillende werelden proberen ze één
kudde te maken. De traditie, het éne geloof is hun leidraad. Zij
trekken de balken van de beschermende kraal rond de verzamelde
gelovigen hoog op. Kerk en wereld houden ze streng gescheiden.
Er moeten wel spanningen ontstaan tussen diegenen die thuis een
bewarende taak vervullen en degenen die in de wereld de woelige
evolutie meemaken van denken en doen. Op vandaag is het niet anders,
zowel in het verenigingsleven, in de families, in het gezin als in de
kerk.
Het evangelie geeft beiden hun plaats en hun recht
van bestaan. De visser Johannes herkent de Heer temidden van het
missioneringswerk, zo vertelt het evangelie. De mensenvisser oogst
succes: een overvol net, dankzij de goede raad en bijstand van de
Heer. Maar ook Petrus wordt bevestigd: het herderschap wordt hem
toevertrouwd door Jezus zelf. Voor beiden wordt wel een voorwaarde
gesteld: tot driemaal toe wordt aan Petrus gevraagd: ‘houd je mij?’
En als Johannes Jezus herkent op de verre oever van het meer, komt dat
omdat hij de geliefde leerling is, de leerling die Jezus liefheeft. De
eenheid in onze gemeenschap wordt bewaard en gediend voor zover wij -
hoe verschillend ook – de éne Heer Jezus liefhebben. En ook voor
zover de vissers op zee als Petrus die het net aan land trekt, ervoor
zorgen dat het net niet scheurt.
De beste leider van de geloofsgemeeenschap is niet
de sterkste persoonlijkheid, de meest ervaren organisator, de meest
welbespraakte theoloog, maar degene die zijn getuigenis laat
opborrelen uit zijn persoonlijke gehechtheid aan Jezus, degene die
zijn ongeloof en twijfel laat overwinnen door de aantrekkelijkheid
van Jezus.. Want het ware geloof in de verrijzenis gaat niet over een
ongeziene vroegere gebeurtenis bij een graf aan de poorten van Jeruzalem, maar over de blijvende, werkzame aanwezigheid van de
levende Jezus in ons midden: ongeacht of we vissers zijn of herders.
Gerard Braet o.p.