Hebben we niet
allemaal een beetje de moed verloren? In hun avondgebed bidden de
Leuvense dominicanen om de vier weken voor de ouderen die lijden onder
de afbraak van wat ze hebben opgebouwd en voor de jongeren die geen
kansen krijgen. Misschien zijn er ook ouderen die geen kansen krijgen en
jongeren die lijden om wat werd opgebouwd en nu wordt afgebroken.
Allemaal staan we voor de opgave oud en nieuw uit de schat van ons
geloof te voorschijn te halen. En dat lukt niet altijd zo goed. Dan
hebben we de neiging de moed te verliezen.
Maar Jahwe laat de profeet tot het volk zeggen: 'Vat moed en vrees
niet'. Jahwe, de naam van God in de bijbel, wil zeggen: 'Ik zal er zijn
voor u'. Hij wordt ook genoemd 'God met ons'. De reden waarom we
moed moeten vatten, vinden we in wie God is. God is er voor ons, Hij is
met ons: daar mogen we op vertrouwen. Alleen moet dit 'voor en met ons
zijn' van God nader worden bepaald. En dan wordt het moeilijker: waar
zou anders die moedeloosheid vandaan komen?
Hoe komt God onze
moedeloosheid tegemoet? Dat God er is voor ons kan worden vertaald als:
God is goed, hij doet het goede. Maar zoals Pilatus aan Jezus de vraag
stelde: 'wat is waarheid?', kunnen wij de vraag stellen: wat is het
goede?. Op veel plaatsen in de bijbel wordt gezegd wat allemaal goed
voor ons is. Maar als we de invullingen daarvan in de bijbel met elkaar
vergelijken, lijken daar soms tegenstrijdigheden in te steken. Ook in de
geciteerde tekst van Jesaja zit zo'n tegenstrijdigheid. God komt
om te vergelden en om mensen te redden. Gaan vergelden en redden
eigenlijk samen? In de evanglies stelt Jezus de mens boven de wet,
maar in de Kerk vandaag worden bijvoorbeeld uit dde echt
gescheiden en homofiele mensen nog altijd niet op een aangepaste manier
behandeld, - met een beroep op kerkelijke wetten. We kunnen de indruk
krijgen dat Gods redding maar moeilijk zichtbaar is. Waar zou anders
vandaag de moedeloosheid vandaan komen?
Eigenlijk kunnen we er
niet mee volstaan, louter een beroep te doen op de bijbel. We moeten ook
in de bijbel nog altijd kaf van koren scheiden. In de bijbel staat de
waarheid, maar niet alleen de waarheid. Hoe krijgen we de waarheid
van de bijbel in het vizier? Als we, bewogen door Gods Geest, gevoelig
worden voor wat het diepe leven van de mens beter en gelukkiger maakt.
Maar wat is eigenlijk de diepe nood van de mens? Om hierop een afdoend
antwoord te vinden, moeten we te rade gaan bij de zelfervaring van de
mensen van vandaag. Bewogen door Gods Geest, kunnen we er dan achter
komen dat een mens in nood komt als hij zijn mens-zijn niet
tenvolle kan realiseren - soms zonder het zelf duidelijk te beseffen of
het zelf te kunnen zeggen. En dat kan verschillende redenen hebben. De
mens heeft een verhouding tot zichzelf, tot de anderen en tot God. Als
het met één of meerdere van deze verhoudingen iets scheef gaat, komt
de mens in nood. In die noden zouden we mogen verwachten, dat God komt
redden.
Maar komt God in deze
noden redding brengen? Of beter: ziet de Kerk dat God in deze noden komt
redden? Of blijven we nog te veel vasthangen aan de onveranderlijkheid
van de goddelijke wet? Stellen we nog altijd de goddelijke wet boven
Gods Geest?
Nemen we als voorbeeld
de verhouding van de mens tot zichzelf. Van deze verhouding zijn we ons
het minst bewust. Waar zijn hier de problemen: we zien onszelf toch
allemaal graag? Toch zitten mensen hier met problemen. We horen
dikwijls zeggen: christenen moeten geestelijk, spiritueel zijn.
Maar de mens is ook lichamelijk en seksueel. Hoe verhouden zich
spiritualiteit en seksualiteit? Komt de mens tot spiritualiteit door
zich zoveel mogelijk van de seksualiteit te verwijderen? Als in
een mens wil en verstand primeren, dan kan dat zo wel lijken. Maar
wat als de mens veeleer moet bepaald worden als ontvankelijkheid
tegenover het leven, dat uit lichamelijkheid en seksualiteit groeit? Dan
kan men lichamelijkheid en seksualiteit niet zomaar uitschakelen, niet
zomaar op nul zetten. Dan moet men zelfs zeggen dat echte menselijke
spiritualiteit door lichamelijkheid en seksualiteit wordt mogelijk
gemaakt en gevoed.
De wederzijdse
doordringing van spiritualiteit en seksualiteit kan veel vormen en
graden hebben, zonder dat de menselijkheid wordt opgeheven. Maar totale
uitschakeling van spiritualiteit of totale uitschakeling van
seksualiteit verminkt de mens. En wie bewust of onbewust wordt verminkt,
verliest de moed.
'God komt om te
redden': wat betekent dat concreet? Dat zou o.a. kunnen betekenen dat we
ons - ook in de Kerk - uitdrukkelijker gaan afvragen hoe spiritualiteit
en seksualiteit in elkaar verweven zijn. Misschien dat ook uit een beter
inzicht in deze verwevenheid een bron ontspringt die moed en
levenskracht voor de toekomst - ook voor de toekomst van de Kerk - kan
geven. Want godsdienstigheid bouwen op scheefgetrokken menselijkheid, is
een riskante onderneming.
Kunnen we in de Kerk
met gerust gemoed zeggen dat God ook hier komt redden?