"Ga
dan, maak alle volken tot leerling... Weet wel, ik ben met
jullie, alle dagen tot aan de voleinding der wereld."
(Matteüs 28, 16-20)
Toen
m'n zus voor enkele jaren stierf, hielden haar vier kinderen
in haar laatste levensweken, een schriftje bij. Ze noteerden
ontroerd en zorgvuldig alles wat hun moeder hen nog
toevertrouwde. Zo gaat dat als je van iemand houdt: hun
laatste woorden en aansporingen koester je, je bewaart ze in
de safe van je hart en je houdt er maximaal rekening mee.
Bij dit
evangelie denk ik onwillekeurig aan dit schriftje. Want in het
verrassend kort stukje aan het einde van zijn evangelie
confronteert Matteüs ons met de laatste woorden van Jezus aan
zijn leerlingen en bijgevolg ook aan ons. Hij verpakt ze in
uitermate plechtige, radicaal klinkende zinnen.
Matteüs
situeert de plaats van het gebeuren op een berg. Meteen kunnen
we er donder op zeggen dat er iets wezenlijks gaat gebeuren.
In bijbelse verhalen is een berg hét decorum wanneer mensen
aan het geheim van God raken en Hem ontmoeten. Een berg in
Galilea, preciseert Matteüs. Galilea, het thuisfront dat
zowel Jezus als zijn leerlingen na aan het hart ligt. Op deze
plek vernemen de vrienden van Jezus wat Hij van hen verlangt.
Nog voor
Jezus het over zijn eigenlijke opdracht heeft, wil Hij
blijkbaar een ruggensteuntje geven. God heeft mij alle macht
gegeven in de hemel en op aarde, stelt Jezus ons gerust. Het
gaat hier niet om een dreigende macht die maakt dat ons
bijvoorbeeld iets ergs kan of zal overkomen. Nee, Jezus wil
zijn leerlingen - en ons - duidelijk maken dat hij de macht
bezit om te voleindigen wat we moeizaam op gang proberen te
brengen. Dat ooit zal worden voltooid wat hij met ons is
begonnen. Daarin schuilt Zijn macht, daarin geloven is
onlosmakelijk aan ons christen-zijn gekoppeld. Het geeft ons
meteen ook de nodige energie om Zijn opdracht uit te voeren.
Een
opdracht die niet min is. Ga, zegt Jezus. Trek erop uit,
maak alle volkeren tot mijn leerling. Leer hun alles
onderhouden wat Ik jullie heb voorgeleefd.
Groter en
omspannender kan het haast niet. Tussen haakjes: Jezus vraagt
bij deze laatste ontmoeting met zijn vrienden, niets voor
zichzelf, niets voor eigen voordeel, niets tot zijn meerdere
eer en glorie. Bij Jezus staat 'de andere' centraal. Hij wil
iedere mens bevrijden, tot vrede brengen, gelukkig maken.
Jezus droomt op deze berg in Galilea luidop van een welzijn
voor alle mensen. En hij nodigt zijn leerlingen en onszelf uit
om concreet aan de verwezenlijking van Zijn droom mee te
werken.
Ga, zegt
Jezus. Valt u ook die radicale toon van Jezus op? Jezus
voegt er niet aan toe 'denk eens over m'n woorden na, slaap
er een nachtje over en beslis dan. Nee, ga, luidt het, nu
meteen, laat er geen gras over groeien.
Jezus zegt
niet: misschien is het toch wel zinvol om je straks solidair
op te stellen met mensen die noodgedwongen in de marge van de
maatschappij leven? Nee: ga! Neem je verantwoordelijkheid als
christen op. Nestel je niet in je eigen comfort. Kruip uit je
cocon, durf delen. Duld geen geweld en uitbuiting. Jezus zegt
niet, wil je het overwegen om je te verzoenen met je buur?
Nee, doen, nu, niet uitstellen. Jezus zegt niet, zie je dat
wel zitten, meedraaien in een preekploeg in Schilde-Bergen?
Nee, ga, getuig van mijn boodschap.
Geen ja-maar
bij Jezus. Marchanderen is een woord dat in zijn vocabularium
niet voorkomt. Voor Hem kiezen, is ervoor gaan,
onvoorwaardelijk.
Selectief
zijn in ons gaan, is er evenmin bij. Maak àlle volkeren tot
mijn leerling. Jezus is begaan met het geluk van àlle mensen.
Hij verlangt dat we begaan Zijn met het lot van iedereen die
we op onze levensweg ontmoeten. Niet alleen oog en oor hebben
bijgevolg voor ons gezin, onze vrienden of voor mensen die we
sympathiek vinden en waar we goed mee opschieten. Alle mensen
wil zeggen, ook zij die ons zo ergeren dat we ze met plezier
tegen het behang zouden willen plakken. Alle mensen die
zogezegd niet in onze levensstijl passen. Alle mensen met een
andere huidskleur, met andere gewoontes, met andere
overtuigingen. Alle mensen die ons om duizend en een redenen,
wrevelig, boos of radeloos maken.
Een
allesbehalve geringe opgave. En laten we wel wezen: voor een
mensenkind in z'n eentje bijna niet te realiseren. Jezus weet
dat ook, daarom voegt hij er meteen aan toe Ik ben bij jullie,
tot aan de voleinding van de wereld. We staan er bijgevolg
niet alleen voor. Als we de sprong wagen vanop onze berg in
Galilea, belooft Jezus 'ons vangnet' te zijn. Voor onze sprong
reikt hij ons ook hulpmiddelen aan. Doop hen in de naam van de
Vader, de Zoon en de heilige Geest. En daarmee bedoelt hij:
vertel aan alle mensen dat er een bezorgde Vader bestaat, dat
je net als Ik de liefde van die Vader zichtbaar wil maken en
dat de hulp van de Geest geen loos begrip is.
Meteen
zitten we volop in dat wat moeilijke feest van
Drievuldigheidszondag, rond een God met een drievoudige naam:
Vader, Zoon, heilige Geest. Deze finale van het Matteüs-evangelie
is de enige plaats in de Schrift waar die drie namen voor God
zo expliciet in één adem worden genoemd. In de jonge Kerk
uit de tijd van Matteüs was dit reeds de geijkte doopformule.
Tot in onze dagen kennen we deze woorden maar al te goed. En
als we bidden of liturgie vieren is onze omgang met die
Drievuldigheid, weinig problematisch. Eigenlijk doen we er
vooral op de zondag van de Drievuldigheid extra moeilijk over.
Want ik ga ervan uit dat u en ik het niet als een
intellectueel hoogstandje ervaren om bij het begin van een
viering of gebed de naam van de Vader en de Zoon en de heilige
Geest uit te spreken.
Jezus
benadrukt in Zijn zendingswoorden op de berg in Galilea, heel
uitdrukkelijk deze drievoudige hulp van de Vader, de Zoon en
de heilige Geest. Precies alsof hij ons, christenen om het in
computertaal te zeggen - deze hulp als een persoonlijk en
uniek wachtwoord wil meegeven. Hét paswoord, zeg maar dé
sleutel, die ons toegang verschaft tot ons christelijk
werkprogramma. En daardoor ook de mogelijkheid biedt om er
kordaat onze schouders onder te zetten. De codenaam van ons
programma kennen we ondertussen, Jezus vertrouwt hem ons in
dit evangelie toe. 'Ga!'
Met een
handjevol kleine, zwakke, machteloze mensen
is het ooit begonnen.
Vanuit onmacht, angst en ontgoocheling
hebben zij de handen in elkaar geslagen
en zijn ze op weg gegaan.
Waarheen?
Ze wisten het zelf niet.
Ze zouden wel zien.
Ze deelden wat ze hadden
en hielden de droom wakker die Jezus in hen had gewekt.
Vanuit hun verbondenheid
zetten ze kleine, dagelijkse stappen die haalbaar waren.
En dat was heel wat!
Zo groeide
indertijd nieuw leven.
Waarom zou dat nu, in het jaar twee-
duizend niet opnieuw kunnen?
Ja, waarom
niet?
(Vrij naar
Manu Verhulst)
Rita Kuijpers
(Dominicaanse familie)