Preek van de week

 

Thema

 

 

De Bergrede
 


Z
owel in het evangelie van Lucas als in dat van Matteüs gaat aan de bergrede van Jezus een inleiding vooraf. Maar de meeste lezers schenken er weinig of geen aandacht aan. Ze is nochtans belangrijk. Het valt op dat ze in de twee evangelies dezelfde strekking heeft. Er wordt een sfeer opgeroepen van de weldoende invloed die van Jezus is uitgegaan.


Zoals de bergrede een samenvattende weergave is van het onderricht van Jezus, zo geeft de inleiding een samenvattende impressie van zijn optreden. Uit heel het land stromen mensen samen om bij hem te zijn. Allen komen ze Jezus opzoeken om zijn helende kracht te ervaren. In de typische vorm van een samengebalde evocatie heet het: "heel die menigte deed pogingen hem aan te raken, want er ging van hem een kracht uit die allen genas." Allen: zieken en gezonden, rein en onrein. Allen hebben genezing, heling nodig. Hier worden de beden van het Onze Vader reeds aanschouwelijk gemaakt: de bede dat Gods rijk mag komen door het geschieden van zijn wil. Jezus' optreden is uitbeelding van Gods wil die mensen in een nieuw verband wil opnemen. Met Jezus breekt een nieuwe wereld door. Mensen hebben hun genezing mogen ervaren als een nieuwe verbondenheid. Verbondenheid met zichzelf, met hun eigen lichaam; verbondenheid met elkaar in gedeelde zorg en aandacht; verbondenheid met de grond die mensen draagt, met God. Dat komt eerst. De fascinatie van een nieuwe levenskwaliteit. Dan pas volgt de bergrede. En die begint, zoals bekend, met gelukwensen.

Je mag van geluk spreken als je in die manier van leven je vervulling vindt. Als je beseft welke de wezenlijke waarden zijn die je leven kunnen vullen. Als je tot het inzicht bent gekomen van waar het op aankomt. Je mag van geluk spreken wanneer je je leven daarop afstemt. Als je in die beleving zin weet te vinden. Dan is het rijk Gods een realiteit: hier en nu. Het morgenrood van een nieuwe schepping.

Eigenlijk klinkt dat anders dan de dominante toon van de traditionele kerkelijke prediking, die in de bergrede toch voornamelijk een opdracht had gezien. Men onderstreepte waar je je allemaal aan te houden hebt. Niet oordelen, niet begeren, je vijanden liefhebben, niemand veroordelen. In de grond allemaal onmogelijke zaken. En daarnaast nog allerlei opgaven die te dočn waren, te realiseren. Een wereld van gerechtigheid en vrede. Geen honger en lijden meer. Gelijke kansen voor iedereen. Je zag mensen hollen en koersen. Zoveel werk aan de winkel. Aan de toekomst moet vooral gewerkt worden: dat is onze opgave. Er valt geen tijd te verliezen. Geen tijd om te lachen. Er is zo al te weinig tijd om de meest elementaire zaken te verwezenlijken.

Dat is altijd al zo geweest en het zal altijd zo blijven. Altijd is de tijd te kort. Hoe meer mensen zich inzetten, hoe scherper ze dat zien. En toch. Toch zijn er mensen die het zoals Jezus de moeite waard vinden om zich met de volle kracht van hun persoon in te zetten. Laten we eerlijk zijn: ze doen dat toch niet omdat ze menen de wereld te kunnen redden door hun inspanningen. Misschien dat ze daar even in geloven, maar toch niet op de lange duur. En toch ook niet omdat ze ervan overtuigd zijn dat de mensheid er op vooruitgaat.

Waarom doen ze dat dan? Omdat ze beseffen dat in elke mens die zijn waardigheid, zijn levenszin hervindt, de wereld gered wordt. Omdat elk teken van menselijkheid aankondiging is van een nieuwe wereld. Omdat in elk moment verstarring kan worden doorbroken. Het rijk van God is geen doel van de door mensen gemaakte geschiedenis. Het is midden onder ons. Christenen hoeven niet alle aandacht en alle inspanningen naar de toekomst te richten. Daardoor wordt vaak een krampachtige sfeer geschapen die vooral veel frustraties met zich meebrengt. Nu reeds kan de arme zich oprichten omdat hij door God gezien wordt. Hij weet dat zijn lot niet blijft duren. Dat geeft hem nu reeds de kracht met geheven hoofd door het leven te gaan. Zelfs wie honger lijdt, mag uitzien naar die mensen die krachtens hun wezen niet anders kunnen dan zich hun lot aan te trekken.

Nu is het rijk Gods aan het doorbreken. Niet in een groots spectaculair gebeuren, maar in tekenen van dagelijkse trouw en toewijding. Dit betekent niet dat alles plots door een roze bril kan bekeken worden. Integendeel. Kosovo, Tsetsjenië, de honger in Afrika of de tragedies in het eigen bestaan brengen ons nog steeds in vertwijfeling. Het is juist het indrukwekkende van de christelijke traditie dat ze de dood, het lijden, de angst en de menselijke zwakte zo ernstig neemt. Maar ook dat temidden van vertwijfeling op een raadselachtige manier de hoop levend blijft, dat tot in de dood het leven ontkiemt. Deze momenten zijn de moeite waard om gezien en herinnerd te worden, omdat het de momenten zijn dat het rijk van God altijd aan het doorbreken is, zij het in gebrokenheid.

Gelukkig ben je wanneer je dat mag meemaken. Wanneer je dat ziet: dat mensen zich ondanks tegenslagen in hun eigen leven gedragen weten. Dat mensen zich de moed niet laten ontnemen door zoveel onrecht. Gelukkig wanneer je temidden van de wildernis en de chaos waarin we leven, blijft geloven dat elk gebaar de moeite loont. Gelukkig ben je wanneer je je handelen niet afstemt op meetbare resultaten alleen, maar wanneer je handelen voortkomt uit een volheid die overstroomt. Gelukkig ben je, want dan ben je bevrijd van krampachtigheid. Dan moet de tijd niet meer zo nodig gevuld worden met allerlei zaken waarmee we vooral onszelf willen bewijzen. De altijd overvolle agenda, de zo nodige en dringende zaken: ze verliezen hun ziekelijke urgentie voor wie eenmaal de broosheid heeft beseft van alles wat leeft. En vooral voor wie de waarde weet te ontdekken van die schijnbaar onbelangrijke blijken van menselijkheid. Zo komt er ook een einde aan de druk waaronder onze tijd staat. Dan kan de aandacht uitgaan naar het hier en nu, niet omdat dit in en uit zichzelf goed zou zijn, maar omdat hier en nu de plaats en de tijd is dat het rijk van God doorbreekt.

Ignace D'hert o.p.