Heeft
missioneren nog zin? Het is een zeer pertinente vraag, zeker nu de
oudere missionarissen met trosjes terugkeren naar het moederland en de
afreis van nieuwe krachten een steeds zeldzamer verschijnsel is
geworden.
Ikzelf was - en blijf
- met heel mijn hart missionaris. Ik ben tamelijk laat, op mijn 37ste,
naar Congo vertrokken, na een mooie loopbaan, in de catechese voor
mentaal gehandicapten en een boeiende maar moeilijke periode als
novicenmeester. Altijd al
had ik missionaris willen zijn, en aangezien mijn taak van
novicenmeester bij gebrek aan nieuwe kandidaat-dominicanen ten einde
lmiep, kreeg ik daartoe een nieuwe kans. Ik wou getuigen, een teken zijn
van hoop bij de armsten der armen.
Ik kwam in de
landbouwstreek van Oost-Uele terecht, en naast of beter omwille van mijn
werk als pastor ging ik me al vlug bezighouden met de tropische landbouw.
Daar moesten de
mensen van leven, maar ze lukten er niet in. Ik werd specialist
in de cultuur van koffie, bananen en soya. Ik kreeg de massale aanplanting
van oliepalmen op gang. Ik mocht op twee verschillende posten een
coöperatieve animeren om de aan- en verkoop van rijst, sesam, koffie en
alle veldproducten te organiseren. Duizenden arme boeren hebben er goed
van geleefd.
Ik bouwde bruggen,
maakte waterbronnen bruikbaar, kon vele kinderen begeleiden of een
veilige thuis geven, maar bovenal: ik mocht als het ware als gelijke,
met zoveel mensen zoeken en samenwerken.
Het was een pijnlijke
ervaring te moeten beleven dat mijn vertrek bijna onvermijdelijk ook
het einde van de projecten betekende. Ik leerde inzien dat het niet
anders kon. Maar ik geloof er ook vast in dat er op de een of andere
manier een basis blijft bestaan, die vroeg of laat, opnieuw vruchten zal
dragen. En ik mocht het beleven dat in die streek initiatieven opgestart
werden die dit nu reeds bewijzen.
Slechts
langzamerhand ben ik beginnen begrijpen dat er intussen fundamentele
verschuivingen plaats grepen. In 1970 hadden we nog een Vlaamse bisschop,
en in het hele bisdom amper een tiental
zwarte priesters. Nu is de Congolese Kerk een volwaardige kerk, met meer dan 50
eigen bisschoppen, een zwarte kardinaal en een vlug
aangroeiend aantal zwarte priesters, zusters, broeders en een sterke
achterban van geëngageerde leken. En kom me niet vertellen dat zij
minder zijn dan wij!
Het werd me met de dag
duidelijker dat er iets fout zat met die actieve blanke missionarissen,
die zoveel konden realiseren; door hun toewijding, zeker, maar ook dank
zij hun Europese achtergrond en de financiële steun waar zij altijd
konden op rekenen.
Het stelde mijn eigen
inzet zwaar onder druk. Hoezeer ik ook leefde vanuit de overtuiging dat
mijn zending op liefde gegrondvest was en niet op zieltjesjagerij,
sinterklaasgedoe of beschavingsdrift, toch kwam ik tot het inzicht dat
dit, zeker door zwarte medebroeders, omgekeerd geïnterpreteerd werd. En
ik probeerde de mensen nog méér ernstig te nemen, met hen te leven, naar
hun overtuigingen te luisteren en daarnaar te handelen. Kortom, hen op
hun eigen niveau te ontmoeten, met alle respect waar ze recht op hebben.
Maar dit was nog niet genoeg.
Toen ik in Kinshasa
overste werd van de zwarte dominicanen (door henzelf gekozen), heb ik al
vlug aangevoeld dat het hele systeem op zijn grondvesten wankelde. Nu op
alle niveaus van de Kerk in Congo zwarte mensen staan met evenveel en
dikwijls meer intellectuele vorming dan wij, passen wij blanken niet
meer in het systeem, wat velen er ook van mogen zeggen. Een zwarte kerk
heeft zwarte leiders nodig. We zouden daar gelukkig om moeten zijn,
want het is toch de uiteindelijke bedoeling van missioneringswerk dat we
onszelf overbodig maken.
Ik gaf dus zo vlug
mogelijk de touwtjes uit handen, liet ook alle belangrijke pastorale opdrachten aan mijn zwarte confraters en gaf me helemaal aan de
straatkinderen, de zieken en de ouderen. Maar ook dat stelde 'de blanke' nog te veel in de schijnwerpers. Ik merkte dat
mijn zwarte medebroeders ook daarmee niet gelukkig waren. Alles wat ik deed, remde
hen af, voelden ze aan als verkapte kritiek. Ik voelde me stilaan een
spelbreker en een pottenkijker - een mondele. Ik kon hen geen
ongelijk geven. Stel u eens een Chinees of een Amerikaan voor die op uw
parochie de grote meneer komt spelen. Hij mag dan nog zo'n
goed mens zijn en zo'n mooie dingen doen, hij is en blijft een vreemde.
En als eigen mensen staan te dringen, is het niet moeilijk te raden wie
de plaats moet ruimen.
Het kwam dus zover dat
ik er een punt moest achter zetten. Een pijnlijke beslissing, na bijna
dertig jaar! Maar hoe dan ook de enig juiste.
Nu komt de grote vraag:
wat betekent dat, er een punt achter zetten? Is het de
deur achter u dichtdoen en in het duister verdwijnen? Zovelen zeggen me: "Goed zo. Laat ze maar zelf hun boontjes doppen." Maar zo
simpel is het niet.
Allereerst hebben nog heel wat Europese missionarissen opdrachten
te vervullen die ze nog niet kunnen of
mogen opgeven. Ik noem er maar één: die van de congregaties
die met de vorming van een eigen inlandse provincie nog niet klaar zijn.
Ik ken er zelf een vijftal in Kinshasa die, gezien de lange opleiding
van hun priester-kandidaten, nog geen of toch veel te weinig
afgestudeerden hebben die de leiding op zich kunnen nemen. Die blanke
missionarissen moeten kunnen blijven rekenen, niet alleen op onze
financiële steun maar ook op de warme sympathie en waardering van hun
thuisfront.
Daarbij is het goed om
weten dat materiaal naar Congo versturen peperduur is en zéér onzeker.
Naar het binnenland is het zelfs totaal onmogelijk geworden. Alleen
geldtransacties vinden nog hun weg.
Er zijn ook nog heel wat
kleinere projecten die te belangrijk zijn om ze los te laten. Sommige worden nog geleid door
blanken, meestal in de gezondheidszorg. Hoe dan ook worden daardoor
oneindig veel mensen geholpen. Ik ken er zelf een aantal, gegroeid binnen zwarte
gemeenschappen, die zeer veel betekenen voor de overleving van de zo
geplaagde bevolking. Het zou zonde zijn deze mensen af te schrijven.
Wél is het nodig het geld langs veilige wegen in de goede handen te
doen belanden.
Missioneren wordt dus
a.h.w. een achtergrondactiviteit. Maar vergeet niet: missioneren is en
blijft het wezen zelf van elk geloof. Maar hoe moet dat dan verstaan?
Ik heb mij altijd
gehouden aan de aangrijpende passage uit het Johannesevangelie (21:15-18). Jezus vraagt tot driemaal
toe aan Petrus of hij hem liefheeft. En tot drie keer antwoordt Petrus, telkens met
meer bewogenheid: Ja, Heer, u weet dat ik u bemin. Pas
dan krijgt hij de zending: Wees herder van mijn schapen. En
onmiddellijk laat Jezus erop volgen: "Als je jong was, schortte je
zelf je kleren op en ging je je eigen weg. Als je oud wordt zul je je
handen uitstrekken en een ander zal je brengen waar je niet heen
wil..."
Ik zou willen dat we
dit goed begrijpen.
Ten eerste, de basis van
alle missionering: "Heb je me lief?"
Ten tweede, de inhoud van
alle missionering: "Weid mijn schapen."
Ten derde, alle missionering zal uitlopen op: "Een ander zal je brengen waar je niet wil."
Ook als wij ons hebben
laten leiden 'waar we niet willen', blijft de dringende
uitspraak van Jezus van kracht: "Heb je me lief?", en:
"Wees herder van mijn schapen".
We hebben nooit het
recht de deur dicht te slaan.
Omwille van de liefde
tot Jezus, de verrezen Heer, die noodzakelijk de medemensen insluit die
hij ons
toevertrouwde ("weid mijn schapen"), moet de menselijke en de religieuze band
behouden blijven, in diep respect en vertrouwen, met onze zwarte
opvolgers. Dit is niet alleen een zaak van missionarissen die er
gewerkt hebben, maar ook van de Kerk die hen lang geleden heeft gezonden.
Het gaat erom te blijven getuigen dat God tegenwoordig is op aarde door onze
broederlijke verbondenheid.
Mijn antwoord op de
uitgangsvraag luidt dan ook: missioneren
heeft méér dan ooit zin. Maar versta het woord
in zijn diepere betekenis: uw liefde tot Christus en zijn Kerk gebied u:
"Blijf mijn schapen weiden." Blijf de deur openhouden voor
respect, vertrouwen en menselijke waardering en ook waar mogelijk voor
materiële steun. Maak dat de
mensen op het zogenaamde missieveld voelen dat u blij bent dat de jonge
kerken nu 'uw lendenen omgorden en hun
Kerk leiden waar gij niet wilt': naar hun eigen doeleinden waarheen God ze begeleidt.
Blij ook dat u met uw liefde en uw steun moogt blijven
meewerken - op de achtergrond.
Herman Nachtergaele o.p.