Preek van de week

 

Thema

 

 

Maria
Apocalyps, 12:1-6,10 - Luc, 2:46-55


"
Een groot teken verscheen aan de hemel: een vrouw, omkleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon met twaalf sterren. Ze was zwanger en schreeuwde in heet weeën en barensnood."
(Openbaringen, 1:1-2)
"Machthebbers heeft hij van hun troon gehaald, vernederden gaf hij een hoge plaats."
(Lucas, 2:52)


Wie is die vrouw, bekleed met de zon en de maan aan haar voeten, die de ziener van het Boek der Openbaringen een beslissende rol in het drama van de wereldgeschiedenis heeft doen spelen? De eeuwen door heeft men het zich afgevraagd, en er zijn veel soorten uitleg aan het visioen gegeven. Maar de kern van de zaak is duidelijk. Johannes heeft zijn boek geschreven ongeveer 70 jaar na de dood van Jezus. De eerste uitbarstingen van christenvervolging waren toen al gebeurd in Rome, maar het ergste moest nog komen. Johannes schildert in vreeswekkende beelden de botsing tussen de heersende opvattingen en de kleine groepen christenen als het grote conflict tussen God en de anti-goddelijke, duivelse machten. Het is de strijd van de sterken die met hun staart de sterren van de hemel kunnen vegen en met hun pink de gang van zaken bepalen, tegen de zwakken die weerloos zijn als een vrouw in barensnood. De christenen lijken geen enkele kans tot overleven te hebben. Maar de boodschap van Johannes is dat de onschuld, het kwetsbare, het zwakke, in die strijd niet ten onder zal gaan. Uiteindelijk zal het overwinnen.

Het is een vrouw, zegt Johannes, een machteloze vrouw, die het kwaad in de wereld zal overwinnen. Een vrouw die het uitschreeuwt van pijn in barensweeën en die nieuw leven brengt. Men begrijpt dat de gelovige vroomheid in Johannes' beschrijving Onze Lieve Vrouw heeft gezien, de moeder van de messias. Men begrijpt ook hoe daaruit in de christelijke devotie gaandeweg de overtuiging is gegroeid dat Maria, zoals Jezus, na haar dood, met een verheerlijkt lichaam ten hemel is opgenomen. Maar misschien is dat niet het meest essentiële. Het meest essentiële is dat God daarin laat zien dat hij aan de kant van de zwakken en de weerlozen staat. Daar gaat het om: God is anders, hij is anders dan mensen denken dat hij is. Dat zien we als we goed kijken naar wat er staat in het evangelie over Maria en haar nicht Elisabet, dat elk jaar op het feest van Maria ten hemel opgenomen wordt gelezen.

Het is een verhaal dat, zoals zoveel andere in de evangeliën, een totale omkering van de gebruikelijke manieren van denken inhoudt. Lucas begint zijn evangelie met de aankondiging van de geboorte van Johannes. Naar algemene maatstaven waren zijn ouders belangrijke personen. Zijn aankondiging gebeurt in de tempel, terwijl het volk buiten staat te bidden. Maria was een totaal onbekend en onbelangrijk meisje. Haar wordt de komst van Jezus, haar zoon, aangekondigd in het onooglijke Nazareth, en niemand behalve zij zelf wist ervan. Normaal zou men denken: wie uit Elizabet zal geboren worden en zo plechtig is aangekondigd, is de drager van een nieuwe toekomst. Maar het is net omgekeerd. Het evangelie zet de dingen op hun kop. En Maria zelf doet dat nog eens. Dat is het merkwaardige van het verhaal in dit evangelie. Zij gaat bij Elizabet op bezoek. Maar Elizabet, die heeft het door. Ze reageert verrast: wat gebeurt er nu, dat de toekomstige moeder van mijn Heer bij me op bezoek komt en mij komt dienen?

Ja, zegt Maria, zo is het. En ze zingt haar Magnificat. Mijn hart prijst hoog de heer. Wie dat lied in een andere context dan die van de kerk en de liturgie zou plaatsen, kan er direct een revolutionaire protest-song van maken. De God die door Maria hoog wordt geprezen is een God die de heersers en machthebbers van hun troon stoot en de geringen, de onaanzienlijken die niet meetellen, verheft. Mensen die honger hebben overlaadt hij met gaven, maar de rijken stuurt hij weg met lege handen. Dat is niet min! Je zou voor minder last krijgen met de politie en de staatsveiligheid!

Als we in het dagelijkse kerkelijk avondgebed het Magnificat bidden en op Mariafeesten plechtig zingen, moeten we het laten klinken als een lied van onwankelbare hoop, van de hoop die, zoals de Franse dichter Péguy heeft gezegd, het kleine zusje van de drie is. Ze geeft de hand aan de twee grote dames geloof en liefde. Maar ze loopt in het midden, ze trekt de twee andere voort. Zonder hoop houden we het geloof en de liefde niet uit.

Als we, getrokken door de hoop, geloven in de verrijzenis, dan durven we het riskeren te sterven om over de dood heen voltooid te kunnen leven. Sterven versta ik dan als volgt: over onszelf heen leven, met onszelf niet al te veel inzitten, leven voor dingen die groter en belangrijker zijn dan wijzelf, voor medemensen. Zichzelf zaaien, zich laten zaaien, zodat we ooit zullen bloeien.


Om uitdrukking te geven aan die hoop stel ik voor dat we nu, in plaats van de klassieke geloofsbelijdenis te zeggen, ter ere van Onze Lieve Vrouw het Salve Regina bidden, of beter nog, zingen. Het is een andere manier om een substantieel stuk van ons geloof uit te drukken: ‘Ik geloof in de vergiffenis van de zonden, de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven.’ Hierna volgt een eigen vertaling.

Wees gegroet, koningin, moeder van barmhartigheid, onze leven, onze zoetheid, onze hoop,
wees gegroet.
Tot u roepen we, Eva's kinderen in ballingschap, zuchtend en wenend in dit dal van tranen.
Alstublieft, u die onze advocaat zijt, keer u met mededogen naar ons. Toon ons na onze ballingschap Jezus, de gezege
nde vrucht van uw schoot.
O goedertieren en God gedienstige, o lieve maagd Maria.

B.J. De Clercq o.p.