Christus koning
vandaag,
wat stellen wij ons daarbij nog voor? Eigenlijk zo goed als niets. De
titel roept het beeld op van een triomferende Christus, hoog op een
troon, pracht en praal, de koningsstaf in de hand, de schepping aan zijn
voeten. De absolute heerser, de machthebber over leven en dood. Zo’n
beeld hoort duidelijk thuis in een voorgoed verleden tijd,. De tijd van
een strijdende kerk die niet terugdeinst voor kruisvaarten en
veroveringstochten en die oorlogen soms verantwoord vindt. Een kerk die
Christus - zoals het een koning betaamt - heeft durven uitroepen tot
opperbevelhebber van haar troepen.
Maar welke betekenis kan het feest van Christus 'koning
van het heelal' zoals het officieel heet, in onze Kerk vandaag dan nog
hebben? We moeten terugkeren naar de oorsprong, de tekst van het
Johannesevangelie.
Het gaat over de confrontatie van Jezus -met
Pilatus.
Hij is bij de landvoogd aangeklaagd, beschuldigd dat hij zich koning der
joden noemt. Maar het is duidelijk: dat Pilatus zeer sterk twijfelt aan
die pretentie van Jezus. Tot driemaal toe vraagt hij ernaar. De man die
hij voor zich krijgt beantwoordt totaal niet aan zijn verwachting. Hij
is duidelijk geen man van de macht, zonder slag of stoot aan hem
overgeleverd en zijn antwoorden lijken wel een kat-en-muisspelletje: ‘Ja,
ik ben wel koning, maar nee, geen gewone koning.’ Geen koning zoals u
die zich voorstelt, maar niettemin toch koning, van een rijk echter dat
niet van deze wereld is.
Eigenlijk zit Pilatus met Jezus verveeld:.Wat moet hij
er verder mee? Veroordelen? Hij kan hem niet direct iets ten laste
leggen dat tegen de wet indruist, want Jezus zegt ondubbelzinning dat
hij niet de minste politieke ambitie heeft die afbreuk zou doen aan het
gezag van de landvoogd. Hij is geen onruststoker noch een
verzetsstrijder. Pilatus erkent uitdrukkelijk dat hij geen schuld vindt
in deze man. Maar het is wel duidelijk dat het volk hem niet langer
dulden wil. Dan toch maar vrijlaten ... en die schreeuwerige massa voor
het hoofd stoten? Te riskant en naïef,:want stel dat die man toch nog
veel aanhang krijgt. Dan komen er onvermijdelijk moeilijkheden en dan
kan hij zich nog gaan verantwoorden bij de keizer.
Dus kiest Pilatus voor een strategische terugtocht: hij wast z’n
handen in onschuld en laat de zaak op haar beloop. De volgende stap is
voor de anderen.
Wordt het beeld van Jezus duidelijker door de manier
waarop Pilatus reageert? Hij doet wat hem het best uitkomt zonder z’n
handen vuil te maken - Jezus is misschien wel de zoveelste die hij
doorschuift naar de willekeur van wie de grootste mond hebben - maar op
de een of andere manier is hij toch onder de indruk van deze beklaagde.
Verderop in het evangelie blijkt zelfs dat hij nog een aantal, weliswaar
lauwe pogingen onderneemt om Jezus uit de handen van zijn belagers te
houden. Waarom doet hij zoveel moeite?
Op zijn derde, insinuerende vraag ‘Gij zijt dus toch
koning?’ krijgt Pilatus van Jezus eindelijk een heel concreet en
bevestigend antwoord: "Ja, koning ben ik. Hiertoe ben ik geboren en
hiertoe ben ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de
waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem." En
volgt de beroemde. reactie van Pilatus: "Wat is waarheid?" Hij
heeft voor zichzelf waarschijnlijk al wel uitgemaakt wat hij onder
waarheid verstaat, maar de waarheid waarvan Jezus getuigenis aflegt: de
werkelijkheid en de werkdadigheid van God, dat koninkrijk dat niet van
deze wereld - en dus niet bedreigend - is en die koning die daar staat
zonder dat er dienaars voor hem hebben gevochten, die niet eens de
moeite neemt om zich met hand en tand te verdedigen om z’n gelijk te
halen, die niet op z’n knieën om genade smeekt? Hij weet gewoon niet
wat hij ermee aan moet, met die man en zijn waarheid. Alle wapens zijn
hem uit handen genomen. Hij heeft niets om terug te slaan.
Het is dus wel duidelijk dat Pilatus niets heeft
begrepen van Jezus’ getuigenis. Maar volgens mij heeft hij wel iets
anders begrepen, namelijk dat het hier om een bijzonder mens gaat.
Jezus staat daar, bewust van z’n eigenwaarde, en laat
gebeuren.
Pilatus heeft, denk ik, de kracht ervaren en de
koninklijke waardigheid die van deze mens Jezus zijn uitgegaan. De
kracht van een mens die als een katalysator inwerkt op zijn omgeving.
Jezus heeft zijn rust verstoord, zijn geweten aan het werk gezet, hem
misschien wel uit de slaap gehouden. Jezus’ houding zal hem zeker nog
een tijdje bijblijven.
En wat doen wij vandaag met Jezus’ houding, met Jezus’
waarheid?
Wij hebben in elk geval één groot voordeel. Wij zijn
reeds vertrouwd met dat ‘koninkrijk dat niet van deze wereld is’.
Wij bidden er immers voor in het Onze Vader: "Uw rijk kome..."
Want daarover gaat het, denk ik. Dat is de opdracht waartoe Jezus
geroepen is. Daarvoor is hij als kroongetuige in de wereld gekomen, om
het koninkrijk Gods zichtbaar te maken onder de mensen, om aan dat
Godsvisioen van vrede en gerechtigheid gestalte te geven.
Hij beroept zich daarvoor niet op de wetten en
voorschriften van een afgebakend koninkrijk, hij zet geen leger in van
onderdanen die van hem afhankelijk zijn, hij koopt niemand om en spreekt
niet van vergelding en wraak.
Zijn enige drijfveer is de universele wet van de liefde.
Die verleent aan zijn mens-zijn een extra dimensie, geeft hem kracht en
maakt hem vrij om het ‘Uw wil geschiede...’ in praktijk om te
zetten, zonder veel tamtam, eenvoudig en vastberaden en, als het moet,
tegen de hele wereld in.
De vraag is daarom niet, denk ik: "Wat moeten we
ermee aan, met Jezus’ waarheid?" maar wel: "Willen we
eraan?"
Zij wij bereid om, net als hij, te getuigen van die
waarheid, ambassadeurs te worden van het koninkrijk Gods, als
katalysator in te werken op onze omgeving?
Durven we het aan: ons niet verschuilen achter regels en
zekerheden, zonder schild van wantrouwen anderen tegemoet treden, niet
onmiddellijk berekenen hoe we meer profijt kunnen halen maar oog hebben
voor rechtvaardigheid, anderen niet voor onze kar spannen, hen niet
chanteren, negeren, kleineren, blameren? Willen we wel vergeven en ‘van
harte’ opnieuw beginnen?
Het zijn maar enkele voorbeelden.
Misschien denken we nu: kunnen we het wel aan?
Maar dat weten we alleen maar als we eraan beginnen. Jezus heeft zich
die vraag nooit gesteld; hij vertrouwde erop.
Daarom moeten ook wij niet langer wachten. Laten we die
innerlijke kracht in onszelf aanboren en geroepenen worden. Jezus heeft
het immers gezegd: "Al wie uit de waarheid is, luistert naar m’n
stem."
En hij kan dan inderdaad koning voor ons worden,
voorbeeld in ons visioen van vrede en gerechtigheid.