Preek van de week
Liturgische kalender
  Prekenlijst Uw commentaar

   forum    webmeester

Christus Koning vandaag
 

 

"U bent dus toch koning?, zei Pilatus. Ja, zei Jezus, ik ben koning. Met geen andere
bestemming ben ik geboren en in de wereld gekomen dan om te getuigen van de waarheid.
Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem." (Johannes, 18:37)
"Bij de heidenen spelen koningen de baas, bij hen laten machthebbers
zich weldoener noemen. Bij jullie mag dat niet zo zijn. De grootste van jullie moet
de minste worden, en de leider de dienaar. Want wie is het belangrijkste:
die aan tafel ligt of die bedient? Die aan tafel ligt toch zeker!
Maar ik ben in jullie midden de dienaar." (Johannes, 22:25-27)


Christus koning vandaag, wat stellen wij ons daarbij nog voor? Eigenlijk zo goed als niets. De titel roept het beeld op van een triomferende Christus, hoog op een troon, pracht en praal, de koningsstaf in de hand, de schepping aan zijn voeten. De absolute heerser, de machthebber over leven en dood. Zo’n beeld hoort duidelijk thuis in een voorgoed verleden tijd,. De tijd van een strijdende kerk die niet terugdeinst voor kruisvaarten en veroveringstochten en die oorlogen soms verantwoord vindt. Een kerk die Christus - zoals het een koning betaamt - heeft durven uitroepen tot opperbevelhebber van haar troepen.

Maar welke betekenis kan het feest van Christus 'koning van het heelal' zoals het officieel heet, in onze Kerk vandaag dan nog hebben? We moeten terugkeren naar de oorsprong, de tekst van het Johannesevangelie.

Het gaat over de confrontatie van Jezus -met Pilatus. Hij is bij de landvoogd aangeklaagd, beschuldigd dat hij zich koning der joden noemt. Maar het is duidelijk: dat Pilatus zeer sterk twijfelt aan die pretentie van Jezus. Tot driemaal toe vraagt hij ernaar. De man die hij voor zich krijgt beantwoordt totaal niet aan zijn verwachting. Hij is duidelijk geen man van de macht, zonder slag of stoot aan hem overgeleverd en zijn antwoorden lijken wel een kat-en-muisspelletje: ‘Ja, ik ben wel koning, maar nee, geen gewone koning.’ Geen koning zoals u die zich voorstelt, maar niettemin toch koning, van een rijk echter dat niet van deze wereld is.

Eigenlijk zit Pilatus met Jezus verveeld:.Wat moet hij er verder mee? Veroordelen? Hij kan hem niet direct iets ten laste leggen dat tegen de wet indruist, want Jezus zegt ondubbelzinning dat hij niet de minste politieke ambitie heeft die afbreuk zou doen aan het gezag van de landvoogd. Hij is geen onruststoker noch een verzetsstrijder. Pilatus erkent uitdrukkelijk dat hij geen schuld vindt in deze man. Maar het is wel duidelijk dat het volk hem niet langer dulden wil. Dan toch maar vrijlaten ... en die schreeuwerige massa voor het hoofd stoten? Te riskant en naïef,:want stel dat die man toch nog veel aanhang krijgt. Dan komen er onvermijdelijk moeilijkheden en dan kan hij zich nog gaan verantwoorden bij de keizer.
Dus kiest Pilatus voor een strategische terugtocht: hij wast z’n handen in onschuld en laat de zaak op haar beloop. De volgende stap is voor de anderen.

Wordt het beeld van Jezus duidelijker door de manier waarop Pilatus reageert? Hij doet wat hem het best uitkomt zonder z’n handen vuil te maken - Jezus is misschien wel de zoveelste die hij doorschuift naar de willekeur van wie de grootste mond hebben - maar op de een of andere manier is hij toch onder de indruk van deze beklaagde. Verderop in het evangelie blijkt zelfs dat hij nog een aantal, weliswaar lauwe pogingen onderneemt om Jezus uit de handen van zijn belagers te houden. Waarom doet hij zoveel moeite?

Op zijn derde, insinuerende vraag ‘Gij zijt dus toch koning?’ krijgt Pilatus van Jezus eindelijk een heel concreet en bevestigend antwoord: "Ja, koning ben ik. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem." En volgt de beroemde. reactie van Pilatus: "Wat is waarheid?" Hij heeft voor zichzelf waarschijnlijk al wel uitgemaakt wat hij onder waarheid verstaat, maar de waarheid waarvan Jezus getuigenis aflegt: de werkelijkheid en de werkdadigheid van God, dat koninkrijk dat niet van deze wereld - en dus niet bedreigend - is en die koning die daar staat zonder dat er dienaars voor hem hebben gevochten, die niet eens de moeite neemt om zich met hand en tand te verdedigen om z’n gelijk te halen, die niet op z’n knieën om genade smeekt? Hij weet gewoon niet wat hij ermee aan moet, met die man en zijn waarheid. Alle wapens zijn hem uit handen genomen. Hij heeft niets om terug te slaan.

Het is dus wel duidelijk dat Pilatus niets heeft begrepen van Jezus’ getuigenis. Maar volgens mij heeft hij wel iets anders begrepen, namelijk dat het hier om een bijzonder mens gaat.

Jezus staat daar, bewust van z’n eigenwaarde, en laat gebeuren.

Pilatus heeft, denk ik, de kracht ervaren en de koninklijke waardigheid die van deze mens Jezus zijn uitgegaan. De kracht van een mens die als een katalysator inwerkt op zijn omgeving. Jezus heeft zijn rust verstoord, zijn geweten aan het werk gezet, hem misschien wel uit de slaap gehouden. Jezus’ houding zal hem zeker nog een tijdje bijblijven.

En wat doen wij vandaag met Jezus’ houding, met Jezus’ waarheid?

Wij hebben in elk geval één groot voordeel. Wij zijn reeds vertrouwd met dat ‘koninkrijk dat niet van deze wereld is’. Wij bidden er immers voor in het Onze Vader: "Uw rijk kome..." Want daarover gaat het, denk ik. Dat is de opdracht waartoe Jezus geroepen is. Daarvoor is hij als kroongetuige in de wereld gekomen, om het koninkrijk Gods zichtbaar te maken onder de mensen, om aan dat Godsvisioen van vrede en gerechtigheid gestalte te geven.

Hij beroept zich daarvoor niet op de wetten en voorschriften van een afgebakend koninkrijk, hij zet geen leger in van onderdanen die van hem afhankelijk zijn, hij koopt niemand om en spreekt niet van vergelding en wraak.

Zijn enige drijfveer is de universele wet van de liefde. Die verleent aan zijn mens-zijn een extra dimensie, geeft hem kracht en maakt hem vrij om het ‘Uw wil geschiede...’ in praktijk om te zetten, zonder veel tamtam, eenvoudig en vastberaden en, als het moet, tegen de hele wereld in.

De vraag is daarom niet, denk ik: "Wat moeten we ermee aan, met Jezus’ waarheid?" maar wel: "Willen we eraan?"

Zij wij bereid om, net als hij, te getuigen van die waarheid, ambassadeurs te worden van het koninkrijk Gods, als katalysator in te werken op onze omgeving?

Durven we het aan: ons niet verschuilen achter regels en zekerheden, zonder schild van wantrouwen anderen tegemoet treden, niet onmiddellijk berekenen hoe we meer profijt kunnen halen maar oog hebben voor rechtvaardigheid, anderen niet voor onze kar spannen, hen niet chanteren, negeren, kleineren, blameren? Willen we wel vergeven en ‘van harte’ opnieuw beginnen?

Het zijn maar enkele voorbeelden.

Misschien denken we nu: kunnen we het wel aan?
Maar dat weten we alleen maar als we eraan beginnen. Jezus heeft zich die vraag nooit gesteld; hij vertrouwde erop.

Daarom moeten ook wij niet langer wachten. Laten we die innerlijke kracht in onszelf aanboren en geroepenen worden. Jezus heeft het immers gezegd: "Al wie uit de waarheid is, luistert naar m’n stem."

En hij kan dan inderdaad koning voor ons worden, voorbeeld in ons visioen van vrede en gerechtigheid.

Bea Duys (Schilde)