Preek van de week
Liturgische kalender
  Prekenlijst Uw commentaar

   forum    webmeester

Zonder pretentie
10 februari - 5de zondag (I Korinthiërs, 2:1-5 - Mattheüs, 5:13-16)

 

 "Maar als het zout krachteloos wordt, waar moet je het dan mee zouten?
Het deugt alleen nog maar om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden." (Mattheüs, (5:13)


Jullie zijn het zout van de aarde.’ ‘Jullie zijn het licht van de wereld.’
Als u deze woorden hoort, heeft u dan ook de neiging om even achterom te kijken om te zien tegen wie Jezus het heeft? Want dat het niet tegen ons was, is wel duidelijk.
Z’n leerlingen, ja, en misschien ook de andere toehoorders van dat moment. Die hebben er wel oren naar, want ze zitten nog in de euforie van de zaligsprekingen die er net aan voorafgaan en ze voelen zich wellicht nog tot alles in staat. Maar u en ik? Het is aan ons wel wat veel gevraagd om die krachtige beeldtaal echt au sérieux te nemen.

Waarom? Geïdentificeerd worden met zout en licht zou toch ons ego moeten strelen. Zout en licht zijn immers van niet te onderschatten waarde, - dat weten we allemaal. Zout reinigt, conserveert en geeft smaak en doet sneeuw en ijs ontdooien. Zout werkt in stilte, vaak onmerkbaar aanwezig maar welhaast altijd opgemerkt zodra het ontbreekt. En licht? Is er iemand onder u bedroefd omdat de dagen eindelijk zichtbaar beginnen te verlengen? Licht geeft groei en bloei en nieuw leven.

Zout en licht zijn wel degelijk van levensbelang.
Eigenlijk zouden we ons dus vereerd moeten voelen als Jezus ons als christenen die belangrijke kwaliteiten toedicht. En toch zitten we niet volmondig ‘ja’ te knikken. Integendeel, we schuiven ietwat ongemakkelijk op onze stoel. Hij ziet het toch allemaal zo groots, ineens op wereldformaat. ‘Jullie zijn het zout van de aarde, het licht van de wereld.’ Die globalisering schrikt ons af. En hij doet er nog een schepje bovenop. ‘Jullie zijn het, die zoals zout en licht, echt onmisbaar zijn want als ik jullie niet had, wie zou er dan smaak brengen in de wereld, als jullie geen lichtende bakens zijn in de nacht, wie zal dan de weg wijzen naar een zinvol bestaan? Ik heb niemand anders.’
Worden we niet een klein beetje overvraagd? Legt Jezus hiermee geen loodzware hypotheek op onze schouders? Kunnen we ooit wel aan die verwachting voldoen? Hij heeft blijkbaar alle zin voor realiteit verloren.

Ik denk dat de toehoorders rond Jezus zich die vraag nooit hebben gesteld. Zij proefden nog het enthousiasme dat uit deze woorden klinkt. Jezus hoorde en zag die mensen. Ze volgden hem, ze wilden z’n boodschap onderschrijven. Ze hadden net nog geluisterd naar de zaligsprekingen waarin hij hen deelgenoot maakte van z’n diepste weten: alleen wie z’n naaste met liefde bejegent maakt kans op een zinvol, gelukkig bestaan. Jezus moet iets ervaren hebben van hun goede wil, van hun bereidheid om zich voor zijn zaak in te zetten. Spreker en toehoorders hebben zich daar op die berg samen sterk gevoeld en dat bevestigde hij met z’n woorden van zout en licht. Jullie kunnen het, zei hij. Hij sprak zijn erkenning uit, zijn groot vertrouwen in die mensen, - gewone mensen zoals u en ik.

Waarom zouden wij ons dan niet laten vertrouwen en laten aanmoedigen. Jezus verheldert immers hoeveel kracht er in ons verborgen ligt, sluimerend aanwezig. Hij kijkt naar ons zoals wij vaker naar onszelf zouden moeten kijken, zonder pretentie maar ook zonder valse bescheidenheid en zonder vrees: als dragers van goddelijke liefde, als pure potentie, mogelijkheid om lief te hebben. Jullie, zegt Jezus, - wij dus - jullie die in mijn voetspoor gaan, zijn zout en licht, onmisbaar voor de wereld want zonder zout en zonder licht wordt de wereld bloedloos en donker en gaat alle leven dood. Hij geeft helemaal geen extra opdracht, zegt niet ‘Jullie moeten zout en licht zijn’. Hij gelooft gewoon in ons. Als je leeft zoals je door de Vader bent bedoeld, dan ben je zout en licht.

Misschien vergeten we dat al te vaak of willen we het liever niet weten: dat wij als volgeling van Jezus schatplichtig zijn. Zout en licht zijn voor de wereld maakt gewoon deel uit van ons christen zijn; het is er inherent aan; als we het niet zijn, zijn we ook geen christen.
En hoe groots en spectaculair dit ook klinkt, het kan slechts werkelijkheid worden in kleine dingen. Mensen weer smaak laten krijgen in hun bestaan zodat ze opnieuw met goesting in de appel van het leven durven bijten. Bevroren relaties tussen mensen ontdooien zodat de tederheid hun huid opnieuw kan verwarmen. Kostbare waarden voor het bederf van de tijd behoeden, ze uitzuiveren en duurzaamheid verlenen voor de eeuwigheid. Zorgen voor een juiste belichting in onze overbelichte consumptie- en prestatiemaatschappij zodat de contouren zichtbaar worden van wat echt belangrijk is. En je hoeft geen groot licht te zijn om een hart te verwarmen; wie de vlaspit van de hoop brandend houdt kan zelfs daar de duisternis doen wijken.

Veel is het niet, maar het trekt mensen aan en geeft hen uitzicht, zoals een stad die boven op een berg ligt. En misschien krijgen mensen dan ook meer smaak in gerechtigheid en vrede en zijn ze in staat om wereldwijd het licht onder de duisternis vandaan te halen. Wie weet...

En mochten we ons afvragen of we bij dit alles toch niet al te veel pretentie krijgen, dan is het antwoord daarop duidelijk. Nee, zegt Jezus, want het licht dat je uitstraalt vindt z’n oorsprong niet in jezelf. Het verwijst naar de Bron, naar het allereerste Woord uit het boek Genesis: ‘Er moet licht zijn.’

Bea Duys