Allen
die in de God van de bijbel geloven, hebben een
gemeenschappelijke stamvader. De naam en de levensgeschiedenis
van Abraham komen uit een zeer ver, niet te dateren verleden.
Maar zo’n stamvader laat zich niet opsluiten in een ver
verleden. Telkens weer wordt hij in herinnering geroepen als een
figuur die kan inspireren in veranderende omstandigheden. Vooral
wanneer mensen het moeilijk hebben zijn ze vlugger geneigd terug
te grijpen naar die betrouwbare voormannen en -vrouwen die in
het verleden hun diensten hebben bewezen.
Het
loont altijd weer de moeite de geschiedenis van Abraham te
herlezen.Een wezenlijk nieuw element in de beleving van Abraham,
toen hij nog Abram heette, was volgens de bijbel zijn geloof dat
God een verbond aangaat met het volk. Die gedachte van een God
die in relatie wil staan met mensen, is een van de leidende en
richtinggevende ideeën die de hele geschiedenis schraagt. Dat
verbond krijgt ook telkens weer eigen accenten, afhankelijk van
de situatie. Uit de tijd van de ballingschap stamt de tekst die
we lezen in het boek Genesis (17:1-12).
"Abram wierp zich ter aarde en God sprak
tot hem: Dit is mijn verbond met u: gij zult de vader worden van
een menigte volkeren. Gij zult niet langer Abram heten: uw naam
zal Abraham zijn, want ik maak u tot vader van een menigte
volkeren."
Op zoek naar samenhang voor hun bestaan, zien
we hoe mensen terug aanknopen bij hun verleden. Hun geschiedenis
is dragende grond. Ze weten zich gedragen door een diepere
samenhang dan wat zomaar direct zichtbaar is. Zo beleefde
Israël dat. Vooral in momenten van crisis hebben mensen hieraan
behoefte. De ballingschap in Babylonië mag zo’n uiterste
crisis genoemd worden. Dat gevoel van verbondenheid stelt hen in
staat het vuur onder de as te halen. Abraham is de naam waarmee
hun geschiedenis begint. En de allereerste woorden die God
spreekt zijn om nooit te vergeten. "Trek weg uit uw land,
uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat ik u zal
aanwijzen" (Genesis, 12:1). Dit zijn woorden die spreken
van een nieuw begin.Het verhaal van Abraham - nog vóór hij die
nieuwe naam had gekregen - begint inderdaad met een woord. Met
aangesproken worden. En meteen wordt een hoopvol perspectief
opgeroepen. Wegtrekken moet hij uit een wereld waar de mens niet
aangesproken wordt, maar onderworpen is aan allerlei goddelijke
gestalten waardoor zijn leven wordt bepaald. Want dat is de
culturele en religieuze ommekeer die hier in een notendop wordt
weergegeven. Niet dat daarmee een historische omwenteling
beschreven wordt die als verworven mag gelden, eens en voorgoed.
Het gaat integendeel om een spanning tussen verschillende types
van religiositeit die tot op heden voelbaar is.
Het was algemeen verspreid gedachtegoed van
de omringende volken dat alles wat het gewoon menselijke leek te
boven te gaat een goddelijke allure kreeg. Dat gold vooral voor
de natuurmachten. Goden zijn verpersoonlijkte natuurkrachten die
ons leven bepalen en waarvan we afhankelijk zijn. Ze moeten dan
ook gediend en geëerd worden. Door offers kan men proberen hen
gunstig te stemmen. Doorzichtig zijn ze echter helemaal niet.
Ook niet echt ànders dan de mens. Men stelt ze zich voor naar
het model van de mens, zij het uitvergroot. De Griekse goden bv.
zijn even wispelturig, onbetrouwbaar, onberekenbaar als mensen,
even jaloers en verwikkeld in liefdesperikelen als alleman en
allevrouw, even bespeelbaar als mensen dat zijn. Zij hebben
evenwel het heft in handen. Voor de mens zit er niets anders op
dan proberen ze zo gunstig mogelijk te stemmen. Dat goddelijke
is dan ook overal aanwezig. In de rivier die ze moeten
oversteken, in de boom onder wiens schaduw ze bescherming
zoeken, in de sterrenhemel waaraan ze hun lot proberen te
ontcijferen, enz.
Echte geschiedenis komt hier niet uit voort.
Daaruit moeten gelovigen wegtrekken. Zo luidt
het woord van God tot Abram. Je moet zelf je bestaan in handen
nemen. Op eigen benen leren staan. Zonder die goden leren leven.
Ze integendeel ontmaskeren. Want ze gunnen je het leven niet.
Die zelfstandigheid en het afwijzen van alle goddelijke
gestalten wordt een typische trek van de familie waarin we
staan. Een familie van mensen die moedige stappen zetten in een
onverkend land.
Het woord van God luidt ook niet: ga naar het
land dat ik zal géven. Wel: naar het land dat ik zal wijzen.
Als je bij een richtingwijzer staat, zie je het einde van de weg
nog niet. Je wordt dus aangesproken op eigen initiatief. En dus
krijg je per definitie de ruimte om te gissen en je te
vergissen. En als daarvan gezegd wordt dat het mag gebeuren
onder de zegen van God, is daarmee de toekomst opengemaakt voor
een voluit menselijke verantwoordelijkheid. Er is geen duistere
ondoorzichtige kant van het universum waar allerlei
bovenmenselijke machten over ons lot zouden beschikken. De
geschiedenis is ons toevertrouwd, aan onze vrijheid en
verantwoordelijkheid.
Geschiedenis als een keten van generaties van
mensen die elkaar dragen en zich voor elkaar verantwoordelijk
weten. Daarin dragen we ook vele schaduwzijden en onbetaalde
rekeningen van onze voorgeschiedenis met ons mee. Heel zeker.
Het ware niet alleen onzinnig, het ware vooral gevaarlijk dat te
loochenen of te willen verdoezelen. Maar geschiedenis is ook de
mogelijkheid van het zetten van een nieuwe stap. Soms kan het.
Het kan niet afgedwongen worden of opgelegd. Zeker niet. Maar
het kan rijpen, gaandeweg, onder meer door het cultiveren van de
herinnering, bijvoorbeeld aan Abraham.
Abraham mag dan al de belofte krijgen van een
nageslacht talrijk als de sterren aan de hemel, het wordt nog
afwachten wat ze er van terecht brengen. In de bijbelse traditie
speelt de herinnering een heel belangrijke rol. Het cultiveren
van de herinnering als het voeden van de actuele
verbeeldingskracht als motor van vernieuwing is eigen aan het
joodse 'gedenken'.
Het joodse gedenken mag niet verdund worden
tot wat wij daar meestal mee bedoelen in de zin van 'aan iemand
denken': 'ik zal eens aan je denken'. Het gaat om veel meer dan
een opfrissen van het geheugen. Zeker wanneer het gaat om
Abraham met wie het allemaal begonnen is, de stamvader. Of
wanneer het gaat over Mozes, de profeet van de uittocht uit
Egypte. Gedenken betekent dat men zich invoegt in die
geschiedenis, dat men er bewust gaat in staan. Het in
herinnering roepen is ook present stellen, aanwezig weten, hier
en nu actueel laten worden. Het is niet het verhaal over vroeger
alleen, het is het verhaal van die familie, die ook vandaag mijn
dragende grond is. Het is ook mijn verhaal, en straks dat van
mijn kinderen. Zo’n gedenken betekent dat men zijn antennes
uitzet om te voelen welke impulsen daar vandaag van kunnen
uitgaan.Gedenken is dan tegelijk bewust worden van de
schaduwzijden die er aan die geschiedenis kleven en beseffen dat
we daar ook zelf door getekend zijn. Het is tevens gestimuleerd
worden door de verhalen van opstanding die misschien niet in het
officiële fotoalbum geregistreerd zijn, maar die bij de koffie
en het afzakkertje de kop opsteken. Want ook de minder bekende
figuren uit onze familie hebben dat verhaal van Abraham gehoord:
je kan een stap zetten naar de vrijheid toe. Wie je ook bent.
Wellicht kwam deze functie van het creatief
overdenken van de familiegeschiedenis het duidelijkst tot uiting
bij de viering van het joodse paasfeest. De jongste deelnemer
aan de maaltijd diende aan de familievader de vraag te stellen:
"waarom is deze dag zo anders?" En het antwoord van de
familievader trekt het verleden door, over het heden naar de
toekomst. "Toen werden we verlost uit Egypte, maar iedere
generatie moet zich aldus beschouwen."
Ook vandaag en hier is Egypte, hier en nu kan
een nieuwe uittocht realiteit worden, zullen ze in Babylonië
beseft hebben. Ongetwijfeld heeft het verhaal van Abraham hen
mede geïnspireerd tot het zetten van een nieuwe stap.
Ook vandaag en hier voor ons is Egypte:
gevangenschap in de slavernij door dienst aan allerlei afgoden.
Als we samenkomen om onze gemeenschappelijke geloofsgeschiedenis
in herinnering te roepen, is het om de richtingwijzer op de weg
uit de slavernij te zien en aan elkaar te tonen.
Ignace D'hert o.p.