Zoals veel verhalen in het Johannesevangelie moet je ook
dit over Jezus bij de Jakobsbron in Samaria twee keren lezen. Alle woorden
tellen, vaak hebben ze een dubbele bodem en het verhaal zit vol verrassingen.
Het verhaal begint al met een verrassing. Rechtgeaarde
joden spraken in Jezus' tijd niet tegen Samaritanen en een joodse man, laat
staan een rabbi, kon niet met goed fatsoen in het openbaar een vrouw
aanspreken. Jezus trekt zich hier, ook tot verwondering van zijn leerlingen,
daar niets van aan. Hij breekt door dit dubbele taboe als hij de vrouw die
water komt putten vraagt dat ze hem te drinken zou geven. Dat die vrouw daar
op het zesde uur, het middaguur dus, verscheen is ook verrassend. Welke vrouw
laat 's middags haar huishouding in de steek? Aan het einde van het gesprek
met Jezus laat ze ook haar waterkruik achter om naar de stad te lopen. Bij een
eerste lezing lijkt ze een vrouw van niet onbesproken zeden. Ik heb geen man,
zegt ze, maar Jezus maakt er haar attent op dat ze al vijf mannen heeft gehad
en dat de zesde inderdaad niet haar man is. Een tweede lezing kan door de
dubbele bodem breken. De vrouw symboliseert alle Samaritanen. Volgens de
rechtgeaarde joden waren het ketters, ze waren achter vreemde goden aan
gelopen en ze vereerden nu God niet op de juiste manier.
De vrouw heeft Jezus door en ze daagt hem uit. Moeten wij
dan onszelf verloochenen door onze aloude gebedsplaats op te geven omdat
volgens jullie de enige juiste gebedsplaats Jeruzalem is? Jezus heeft haar al
een eerst keer verrast toen hij haar te drinken vroeg. Hij verraste haar nog
eens toen hij zei dat ze er zou van opkijken als ze wist wie hij was, en nog
een keer door te spreken over het heel eigen soort water dat hij aan mensen
kan geven. Hier snapte ze het eerst niet, maar ze kwam even later wel tot het
verrassende besef dat de man die haar zo toesprak een profeet moest zijn.
Jezus doet haar van de ene verrassing in de andere vallen. Nu zegt hij dat
welke gebedsplaats ook, een heilige berg of een tempel, uiteindelijk geen
belang heeft. God is geest, en er komt een tijd dat we hem zullen aanbidden in
geest en waarheid. Hier komt de vrouw tot de verrassing van haar leven.
Misschien is deze man wel de messias die wij verwachten! En ze loopt snel naar
de stad om het aan de mensen te gaan vertellen.
Ook in hedendaagse oren blijft het als een verrassing
klinken dat het uitgerekend een vrouw was die als 'ambassadeur' van Jezus, als
de eerste apostel in de volle zin van het woord, is opgetreden. Haar
initiatief lag aan de basis van het feit dat bij veel Samaritanen de gelovige
zekerheid is doorgebroken dat Jezus niemand minder was dan 'de redder van de
wereld'. Waarom zouden er vandaag niet zulke Samaritaanse vrouwen kunnen zijn
die zich door het evangelie laten verrassen, in die mate dat zij er zonder
zich van taboes, kerkelijke of andere, veel aan te trekken bij anderen gaan
van getuigen? Die anderen kunnen ook Samaritanen zijn: mensen met wie
weldenkend genoemde gelovigen liever niets te maken hebben.
Wie het evangelie van Jezus en de Samaritaanse vrouw met
schoongewassen gelovige oren beluistert, zal de betekenis vatten die achter de
sleutelwoorden zit en weinig moeite hebben om ze te actualiseren.
-
God is geest, niet te vatten in door mensen gemaakte
definities en aan geen enkele plaats gebonden. Hij laat zich overal vinden
waar mensen hem 'in geest en waarheid' vereren. Geen berg of tempel, geen
kerk, geen volk of religieuze groepering heeft het monopolie van zijn
aanwezigheid. Heeft trouwens ook Jezus niet gezegd: "Waar er twee of drie
in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden" (Mattheüs., 18:20)?
Bergen, tempels en kerken kunnen we niet missen, want we zijn nu eenmaal
mensen, maar ze hebben slechts een relatief belang.
-
Toen Jezus sprak over het levend water dat eens en voorgoed
de dorst lest, doelde hij op de Geest van God die hij zou geven. Wie door die
Geest wordt aangestoken en erin ondergedompeld, wordt zelf een bron van levend
water. Hij of zij kan de Geest aan anderen doorgeven. Zo worden mensen in
staat om voor elkaar en voor vele anderen reinigend, lavend en verkwikkend te
werken en elkaar tot waarachtig leven te wekken.
-
Toen Jezus erop wees dat de velden wit stonden, rijp voor
de oogst, was dat een uitspraak met een dubbele bodem. Hij doelde op de
mensen, ook en zelfs eerst buiten de eigen kleine kring, die bereid kunnen
gevonden worden om het Woord te ontvangen en vruchten te doen dragen, als maar
de nodige en volgehouden moeite wordt gedaan om het te zaaien en als men zich
inspant om de vruchten te oogsten.
-
Toen het de Samaritaanse vrouw duidelijk werd wie het was
die tot haar sprak, liet ze haar waterkruik bij de oude bron achter. Dat doet
de vraag rijzen welke kruiken christenen vandaag achter zich moeten laten om
helemaal volgens de geest van het evangelie te leven.
Er komt een tijd, zei Jezus, dat de ware aanbidders God
zullen aanbidden in geest en waarheid. Die tijd begon al te komen toen hij dit
zei. Maar is hij vandaag voor ons al helemaal gekomen? Er staan nog muren
tussen veel tempels en kerken die moeten verdwijnen opdat er in geest en
waarheid kan gebeden worden door de ware aanbidders waar God, hun
gemeenschappelijke vader, naar uitkijkt.
B.J. De Clercq o.p.
Inspiratie werd
geput uit J. Devijver, Zondagsvieringen in het jaar A, Averbode, 2001, en
K. Pannekoek, Verwijlen in Emmaüs, Gooi&Sticht, 2001.