Preek van de week

 

kalender

 

 

Een andere familie
9 september - 22ste zondag (Filem, 9-17  Lc., 14:25-33)




"
Misschien was dat wel de reden waarom Onesimus een tijd lang bij u weg is geweest: dat u hem voorgoed terug zou krijgen, niet meer als slaaf, maar veel meer dan een slaaf, als een geliefde broeder, speciaal voor mij, hoeveel meer dan nog voor u, als mens en als christen." (Brief aan Filemon, 15-16)


"Grote drommen mensen trokken met Jezus mee." Wisten die waaraan ze begonnen? Wisten de jonge christenen van de Lucasgemeente het wel? In het evangelie van dit weekeinde staan woorden die ons op zijn minst kunnen verontrusten. "Als iemand naar mij toekomt die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja, zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn." Verwacht Jezus nu werkelijk dat we onze ouders haten ? Aan de rijke jongeman had hij toch gezegd dat deze het voorschrift van de Wet moest naleven als hij in het rijk van God wilde binnenkomen:  "Eert uw vader en uw moeder!" Hij kon dus een weekje later toch moeilijk vragen om, terwille van hem, ouders en familie te haten.

Wat het woord 'haten' betreft, mogen we er allereerst rekening mee houden dat Semieten een ongenuanceerd taalgebruik hadden. Ze kenden de 'trappen van vergelijking' niet die wij vanaf de lagere school al leerden. Groot, groter, grootst. Of klein, kleiner, kleinst. Nee, zij spraken in scherpe tegenstellingen van groot-klein, goed-kwaad, voor-tegen, liefhebben-haten. Daar lagen geen nuances tussen.

Verder mogen we ook de twee aansluitende raadgevingen niet uit het oog verliezen. Man of vrouw die een huis wil bouwen, maakt vooraf een lastencohier. Dan komt hij of zij niet tot de nare vaststelling dat, bij gebrek aan geld, de werken halfweg moeten worden stopgezet. Wie oorlog wil voeren, telt eerst de manschappen. Dan gaat hij geen belachelijke nederlaag tegemoet.
Daarmee bedoelt Jezus dat je niet ondoordacht te werk moet gaan. Weet waaraan je begint als je overweegt hem te volgen. Je zal er zowat alles voor over moeten hebbe! Je zal bereid moeten zijn om hem boven alles de eerste plaats geven. Hem boven alles te verkiezen. Zie je dat niet zitten, laat het dan maar liever zo.

Je moest inderdaad wel gek zijn om je aan te sluiten bij de beweging rond die man uit Nazareth. De volgeling kon door zijn familie worden uitgestoten. In die tijd betekende dat zoveel als het kwijtspelen van elke sociale zekerheid. Zonder familie stond je machteloos in tijden van tegenslag, van ziekte en ouderdom. Verlaten worden van vader en moeder, van broers en zussen, was kiezen voor een onzeker lot, voor armoede, voor spot en vernedering. En hoe welvarender je was, hoe moeilijker om alles op te geven. Voor een kameel was het makkelijker om door de nauwe stadspoort, 'de naald', te komen.

Hoe het in de jonge kerk evolueerde, horen we in de eerste lezing van dit weekeinde. Paulus stuurt de slaaf Onesimus naar zijn heer terug met de vraag om hem, terwille van Jezus Christus, als een broer te ontvangen. Een slaaf als je broer erkennen, dat stond haaks op elke toen heersende opvatting. Zo'n ommekeer kon alleen bewerkt worden door Jezus die alle mensen als broers en zussen van één en dezelfde Vader had erkend.

Wie in de tijd van Lucas christen werd, kreeg op slag een nieuwe familie, een vangnet van geborgenheid. In zijn 18de hoofdstuk schrijft hij: "'Niemand die zijn huis, zijn vrouw, broers en zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten terwille van het koninkrijk van God of hij krijgt het in deze tijd veelvoudig terug.". Christenen braken bestaande, enge familiebanden open naar een liefdevolle, brede gemeenschap in en rond Jezus. Ze kwamen voor elkaar op en dat was Blijde Boodschap, zeker voor armen en zwakken in de samenleving van toen.

Wij leven vandaag in andere omstandigheden. Maar de oproep van het evangelie blijft dezelfde. Kiezen voor Jezus moet ons een ruim hart geven voor elkaar. Kiezen voor Jezus moet een verbondenheid scheppen die verder reikt dan gezin en familie. Kiezen voor Jezus is kiezen voor allen die neerzitten aan de rand van de maatschappij.

Wie dat is, moet elk van ons persoonlijk uitzoeken. Het hoeft niet per se de financieel arme te zijn, de migrant, de vluchteling. Evengoed kan het de verlaten vrouw zijn in de buurt, de oudere die de straat niet meer op kan, de zieke die we al zolang niet meer hebben bezocht…. In Christus zijn ze allen onze broers en zussen.


Misschien zijn we geneigd de veeleisende woorden van Jezus glad te strijken, af te zwakken. Maar diep in ons hart geeft ons dat geen vrede.

Het dwingend karakter van de evangelische eisen moet in ons leven een plaats krijgen. Al heb je geen vermoeden waarheen dat je kan leiden.

Agnes Lameire