" Misschien
was dat wel de reden waarom Onesimus een tijd lang bij u weg is
geweest: dat u hem voorgoed terug zou krijgen, niet meer als slaaf,
maar veel meer dan een slaaf, als een geliefde broeder, speciaal voor
mij, hoeveel meer dan nog voor u, als mens en als christen."
(Brief aan Filemon, 15-16)
" Grote
drommen mensen trokken met Jezus mee." Wisten die waaraan ze begonnen?
Wisten de jonge christenen van de Lucasgemeente het wel? In het
evangelie van dit weekeinde staan woorden die ons op zijn minst kunnen
verontrusten. "Als iemand naar mij toekomt die zijn vader en
moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja, zelfs zijn
eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn." Verwacht
Jezus nu werkelijk dat we onze ouders haten ? Aan de rijke jongeman
had hij toch gezegd dat deze het voorschrift van de Wet moest naleven
als hij in het rijk van God wilde binnenkomen: "Eert uw
vader en uw moeder!" Hij kon dus een weekje later toch moeilijk
vragen om, terwille van hem, ouders en familie te haten.
Wat het woord 'haten' betreft, mogen we er
allereerst rekening mee houden dat Semieten een ongenuanceerd
taalgebruik hadden. Ze kenden de 'trappen van vergelijking' niet die
wij vanaf de lagere school al leerden. Groot, groter, grootst. Of
klein, kleiner, kleinst. Nee, zij spraken in scherpe tegenstellingen
van groot-klein, goed-kwaad, voor-tegen, liefhebben-haten. Daar
lagen geen nuances tussen.
Verder mogen we ook de twee aansluitende
raadgevingen niet uit het oog verliezen. Man of vrouw die een huis wil
bouwen, maakt vooraf een lastencohier. Dan komt hij of zij niet tot de
nare vaststelling dat, bij gebrek aan geld, de werken halfweg moeten
worden stopgezet. Wie oorlog wil voeren, telt eerst de manschappen.
Dan gaat hij geen belachelijke nederlaag tegemoet.
Daarmee bedoelt Jezus dat je niet ondoordacht te werk moet gaan. Weet
waaraan je begint als je overweegt hem te volgen. Je zal er zowat
alles voor over moeten hebbe! Je zal bereid moeten zijn om hem boven
alles de eerste plaats geven. Hem boven alles te verkiezen. Zie je dat
niet zitten, laat het dan maar liever zo.
Je moest inderdaad wel gek zijn om je aan te
sluiten bij de beweging rond die man uit Nazareth. De volgeling kon
door zijn familie worden uitgestoten. In die tijd betekende dat zoveel
als het kwijtspelen van elke sociale zekerheid. Zonder familie stond
je machteloos in tijden van tegenslag, van ziekte en ouderdom.
Verlaten worden van vader en moeder, van broers en zussen, was kiezen
voor een onzeker lot, voor armoede, voor spot en vernedering. En hoe
welvarender je was, hoe moeilijker om alles op te geven. Voor een
kameel was het makkelijker om door de nauwe stadspoort, 'de naald', te
komen.
Hoe het in de jonge kerk evolueerde, horen we in de
eerste lezing van dit weekeinde. Paulus stuurt de slaaf Onesimus naar
zijn heer terug met de vraag om hem, terwille van Jezus Christus, als
een broer te ontvangen. Een slaaf als je broer erkennen, dat stond
haaks op elke toen heersende opvatting. Zo'n ommekeer kon alleen
bewerkt worden door Jezus die alle mensen als broers en zussen van
één en dezelfde Vader had erkend.
Wie in de tijd van Lucas christen werd, kreeg op
slag een nieuwe familie, een vangnet van geborgenheid. In zijn 18de
hoofdstuk schrijft hij: "'Niemand die zijn huis, zijn vrouw,
broers en zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten terwille van
het koninkrijk van God of hij krijgt het in deze tijd veelvoudig
terug.". Christenen braken bestaande, enge familiebanden open
naar een liefdevolle, brede gemeenschap in en rond Jezus. Ze kwamen
voor elkaar op en dat was Blijde Boodschap, zeker voor armen en
zwakken in de samenleving van toen.
Wij
leven vandaag in andere omstandigheden. Maar de oproep van het
evangelie blijft dezelfde. Kiezen voor Jezus moet ons een ruim hart
geven voor elkaar. Kiezen voor Jezus moet een verbondenheid scheppen
die verder reikt dan gezin en familie. Kiezen voor Jezus is kiezen
voor allen die neerzitten aan de rand van de maatschappij.
Wie dat is, moet elk van ons persoonlijk uitzoeken.
Het hoeft niet per se de financieel arme te zijn, de migrant, de
vluchteling. Evengoed kan het de verlaten vrouw zijn in de buurt, de
oudere die de straat niet meer op kan, de zieke die we al zolang niet
meer hebben bezocht…. In Christus zijn ze allen onze broers en
zussen.
Misschien zijn we geneigd de veeleisende woorden
van Jezus glad te strijken, af te zwakken. Maar diep in ons hart geeft
ons dat geen vrede.
Het dwingend karakter van de evangelische eisen
moet in ons leven een plaats krijgen. Al heb je geen vermoeden
waarheen dat je kan leiden.
Agnes Lameire
|