"Al
heb je maar een geloof als een mosterdzaadje, als je tegen die
moerbeiboom daar zegt: 'Kom met wortel en al uit de grond en verplant je
naar zee', hij zou je gehoorzamen" (Lucas, 17:6)
Het
is hoogst uitzonderlijk in ons landschap. Je vindt ze nauwelijks. Wij
hadden er een staan, naast het ouderlijk huis: een moerbeiboom. Groot,
met brede kruin en dikke stam. In de zomer hing hij vol gegeerde zwarte
bessen .
Ik zie hem in verbeelding met wortels en al de rivier in gaan waarlangs
wij woonden. Jezus laat de boom naar zee gaan. Het gevolg van een beetje
geloof.
Wat Jezus toch allemaal durft vertellen. En Lucas, die dat optekent. Wat
moeten we daar allemaal mee? Maakte Jezus misschien een grapje? Dat kan
wel…
Toch denk ik dat het iets anders is wat Jezus tot die uitspraak drijft.
Ze is een antwoord op een dringende vraag van de leerlingen: om meer
geloof.
Zo’n vraag is eigenlijk geboren uit honger naar geluk.
In de krant las ik onlangs dat statistisch bewezen werd
dat gelovige mensen langer en gezonder leven dan ongelovige. Dat geloven
we wat graag! Gezondheid en langer leven! Dat wensen we elkaar toe met
nieuwjaar en op verjaardagen: geluk. In dit wetenschappelijk onderzoek
is de link gelegd tussen geloof en geluk.
Door de vraag naar geluk wordt Jezus bevestigd in zijn roeping : mensen
uitzicht geven op geluk. In Jezus’ perspectief een geluk dat niet meer
aangetast wordt. Hij noemt het : Rijk Gods.
Nu de leerlingen ervoor openstaan, weet Jezus dat dit
het moment is om erop in te gaan. Jezus is enthousiast over de vraag.
Vandaar een antwoord dat een lyrische overdrijving is. Het geloof verzet
bergen, zeggen wij.
Wat beweren deze beeldende uitspraken? Zij stellen: met
een klein beetje geloof verander je de wereld – soms zelfs
spectaculair. Jezus’ antwoord is niet: mijn Vader zal jullie geloof
vermeerderen. Hij zet: jullie willen geloven, geloof dan! Heb
vertrouwen in jullie eigen geloof , en de kracht ervan doet jullie
ingrijpen in het bestaan.
Nu is het wel zo dat geloven gemakkelijker wordt als
daar een algemeen klimaat voor is. Wie opgevoed wordt in een sfeer van
vertrouwen, heeft het daarmee minder moeilijk. In onze dooprituelen
wordt voor de dopeling het geloof gevraagd aan de kerkgemeenschap, aan
mensen die reeds geloven. Toch blijft het een persoonlijke akt: credo:
ik geloof.
Vreemd genoeg : de apostelen vragen niet om meer geloof
in God. God komt niet ter sprake. Ook niet in Jezus’ antwoord. Het
gaat hier blijkbaar om de gelovige grondhouding: vertrouwen schenken en
krijgen.
Als iemand me zegt: ja , ik geloof je – of : ik ben on line met
je, of : ja, je kan het – dan bloei ik open . De persoon die me het
vertrouwen schenkt , krijgt ook het mijne.
Er komt een positieve kracht tot ontwikkeling ,een sterkte, een
verbondenheid. En meteen ontstaat er ook verwachting , naar elkaar toe.
Het is de dynamische kracht van de hoop die het geloof stuwt .
Vertrouwen , verwachting, verbondenheid: geloof , hoop ,
en liefde. Het ene is altijd al een beetje het andere. Alle drie zijn ze
een ja tot het leven, een openheid naar het bestaan: naar jezelf, naar
anderen, naar de hele schepping, naar God. Geloven is mogelijk maken,
ruimte scheppen . Geloven in God is Hem toelaten in je leven.
Neem die grondhouding aan , zegt Jezus, en het wonder
begint. Research, wetenschappelijk onderzoek ontstaat uit geloof in
mogelijkheden.
Geloven dat vrede kan ,is al vrede scheppen.
Jullie beseffen niet, zegt Jezus, tot de apostelen - en
tot ons - over welke enorme geestelijke kracht jullie beschikken .
Als de wijsheid van de liefde die kracht bestuurt ,
verandert er veel ten goede.
Als angst, haat ,eigenbelang of machtshonger het geloof leidt ,wordt het
gevaarlijk. Geloven dat oorlog de oplossing is, is al bereid zijn tot
vechten.
We
krijgen in de evangelielezing een tweede hoofdstukje te verwerken. Ze
lijkt niets met de vorige te maken te hebben. Maar dat is niet zo.
Wie anderen vertrouwen schenkt, wie in God zijn verwachting heeft gelegd
en er zijn leven naar richt, moet daarom niet beginnen eisen te stellen.
Het is niet omdat je je inzette, of met elkaar bevriend bent, of gehuwd,
dat je van de ander dankbaarheid kan willen.
Dankbaarheid is een vrije gave, een luxe. Wie dankbaar is, ziet zijn
geluk in en is dus gelukkig in het kwadraat. Men kan willen dankbaar
zijn, men kan proberen op te voeden tot dankbaarheid. Men mag
dankbaarheid verwachten. Men kan nooit dank afdwingen. Ook niet van God.
Wie ruilhandel wil met God, heeft nog niet begrepen wat geloven is.
Je kan niet beweren – tot de mensen of tot God - : je moet dit of dat
voor me doen, want ik houd van je.
Kinderen tot hun ouders: jullie moeten me dit of dat geven, want ik heb
goed gestudeerd.
Tot God: ik heb u trouw gediend, en nu deze tegenslag: waar heb ik dat
verdiend?
Dwang uitgeoefend door beroep te doen op een relatie , maakt die relatie
kapot. Zelfs als de trouw van de ander blijft, maakt men voor zichzelf
de relatie onmogelijk .
Het zou natuurlijk prachtig zijn indien de heer, in dit
stukje evangelie, zijn knechten dankbaar zou zijn. De levenskwaliteit
van allen zou verhogen. Maar de knechten kunnen het niet eisen. Als ze
dat wel doen, worden ze zelf ongelukkig.
Geloof in mensen en in God vergt dus nederigheid en
onthechting , zoals kinderen die kunnen hebben: vrolijk en blij. En
zoals God zelf die blijkt te hebben. Want God houdt het voor mogelijk
dat wij in Hem geloven.
Vroeger, als het Credo eraan kwam in de mis, leek het me
alsof een natiepaard een platte wagen vol geloofswaarheden voortsjokte.
Nu – na Jezus’ uitbundige antwoord – is het een gevleugeld paard
geworden – een Pegasus - dat me optilt naar onvermoede mogelijkheden.
Het credo ( ik geloof) is een jubel!
Helena Oomes