Verwelkoming
Van harte welkom, allen en eenieder,
vanwaar je ook komt.
Welkom om samen te vieren en te
bidden, te zingen en te luisteren naar de woorden die we met elkaar
willen delen. Welkom om te luisteren naar de boodschap die we in
elkaars verhaal mogen beluisteren.
Hier mogen we zijn zoals we zijn, zonder franjes, zonder opsmuk. Met
onsgeloof en ons ongeloof, onze hoop en onze twijfel, onze liefde en
onze verlangens. Welkom met je vreugde, je pijn, je verdriet, je hoop.
Laten we ons open stellen voor wat hier gebeuren kan, telkens weer.
Dat we open geademd worden naar méér dan onszelf, open gezongen naar
elkaar, naar gemeenschap van breken en dragen, gebroken en gedragen
worden, open naar de wereld waarin we sporen van God hopen te vinden.
Welkom jij, onnoembare, eeuwige, die
ons geroepen hebt zoals je de profeet Jeremia geroepen hebt, die ons
kent bij onze naam.
Wees het hart van ons bestaan, van alle mensen die vandaag samenkomen
rond jouw naam.
Sterk ons vertrouwen, verruim onze liefde.
Dat we elkaar behoeden en doen leven.
De goede boodschap die ons
samenbrengt, luidt dat we er mogen zijn, ieder van ons, dat we gekend
en gezien zijn, aanvaard als de mens die we zijn.
We willen ook open staan voor de uitnodiging die daarin opgeslagen
ligt, dat de boodschap vruchtbaar mag worden in ons leven.
Homilie
Een
geloof dat bergen verzet. Is dat meer dan evangelische beeldspraak?
Iedereen komt op zijn weg door het leven voor bergen te staan. Een
berg werk verzetten, dat lukt ons wel, zolang onze werkkracht groot
genoeg is. Veel lastiger wordt het al met moeilijkheden die zo hoog
zijn als een berg, bv. een conflict in de familie waar we eigenlijk
iets zouden moeten aan doen, of als iemand op ons een beroep doet waar
we eigenlijk zouden moeten op ingaan, maar waar we tegen opzien als
was het een berg. Helemaal moeilijk wordt het als het christelijk
geloof - onze 'roeping' van christen - van ons dingen vraagt waarvan
we vinden dat ze onze krachten te boven gaan.
In veel gevallen blijven mensen liever in het rustige en veilige dal.
Ze proberen de berg die hen uitdaagt niet te zien. Ze zoeken naar
uitwegen waarlangs ze de berg kunnen vermijden. Allerhande
verontschuldigingen bijvoorbeeld waarmee ze hun geweten sussen.
De profeet Jeremia was zo iemand die
meende dat hij tegen de berg van zijn roeping niet was opgewassen.
Veel te jong en slecht ter tale. Maar hij liet zich door Jahwe
overtuigen. En eenmaal begonnen bleef hij ondanks voortdurende
tegenwerking volhouden. Hij werd vervolgd en mishandeld; overal
stuitte hij op heftige tegenstand, op sommige ogenblikken werd het hem
te machtig. Dan vervloekte hij zijn geboorte en zijn bestaan, wilde
zijn taak opgeven en in de eenzaamheid vluchten. Maar hij is zijn
roeping trouw gebleven.
In elke tijd zijn de christelijke
roepingen anders. Dat blijkt uit de accenten die telkens weer anders
klinken. Innerlijkheid of maatschappelijk engagement, gebed of
politiek, persoonlijke bezinning of gemeenschappelijke inzet. Dat is
onvermijdelijk. Het is op zich ook een goede zaak. Geloven moet
verstaanbaar en invoelbaar zijn. Zolang men zich maar niet door de
tijdgeest onder de voet laat lopen. Zonder de mensen naar de mond te
praten, moet het evangelie op verstaanbare wijze verkondigd worden. In
aansluiting bij het heersende levensgevoel, zonder het profetisch
karakter van het evangelie te verloochenen. In onverkorte
radicaliteit, maar zo dat er tevens sleutels aangereikt worden die de
radicaliteit vertaalbaar maken in de praktijk. Het is de uitdaging
waar mensen zich heel de geschiedenis door voor geplaatst hebben
geweten. Het is niet altijd even goed gelukt. En het is niet moeilijk
om eenzijdigheden bloot te leggen. Maar de uitdaging ligt telkens weer
voor ons. Zoeken naar dat evenwicht tussen troost en uitdaging,
veiligheid en oproep, geborgenheid en aanklacht.
Eén leerzaam voorbeeld uit een niet
zo ver verleden wil ik met u wat nader bekijken: Duitsland aan het
begin van de vorige eeuw. De algemene tijdgeest was er een van
uitgesproken optimistische sfeer. Men geloofde vast in de positieve
opgang van de menselijke geest. Het ging de goede kant op. Dit
vooruitgangsgeloof liet zich ook gevoelen in de geloofsbezinning, de
theologie. Ook daar deden de nieuwe wetenschappelijke inzichten nieuwe
perspectieven open gaan. Mensen waren in de ban van de opgaande
evolutielijn die op alle vlakken voelbaar was. De droom van het
evangelie leek niet langer een verre utopie, maar scheen steeds
dichterbij te komen. De heersende cultuur leek op bijzonder
veelbelovende wijze aan te sluiten bij het evangelie. Men kon zich
geborgen voelen als in een breed en vruchtbaar dal.
En dan, begin augustus 1914,
lanceert de toonaangevende theoloog Adolf von Harnack de oproep van de
Duitse keizer, enkele dagen later ondertekend door 92 geleerden, het
zgn. Manifest der Intellectuelen, waardoor ze zich openlijk achter de
oorlogspolitiek van Wilhelm II scharen.
Karl Barth is de naam van een van de
jonge theologen uit die dagen die hierdoor totaal ondersteboven zijn.
Zijn generatie van theologen en predikanten is in een grondige crisis
terecht gekomen. Wat ze thans meemaakten, mede door hun leermeesters
ondersteund, betekende niets minder dan een verkrachting van het
evangelie. Dat hele nieuwe denken diende herzien te worden! Wij
dachten het evangelie probleemloos te kunnen inpassen in onze
culturele projecten. Maar dàt wordt juist voor onze ogen fundamenteel
tegengesproken. In plaats van ons meester proberen te maken van het
evangelie dienen we opnieuw onder het woord van God te gaan
staan. Wij hebben het woord van God aangepast aan onze projecten en
onze cultuur. Nu komt het er opnieuw op aan de voorrang te geven aan
het woord van God. We staan voor een berg.
Met profetische vurigheid ijvert
Barth ervoor opnieuw 'gehoor te geven' aan het woord dat van boven
komt. Dat woord sluit niet zomaar naadloos aan bij onze projecten en
ideeën. Als een bliksem slaat dat woord bij ons binnen. Barth
benadrukt telkens weer de crisis die het evangelie betekent. Er is een
'volkomen andere optie' nodig om open te staan voor het woord van God.
Als we de bijbelse figuren zien, zegt Barth, vergaat het ons als
iemand die door het raam van zijn huis de mensen op straat gadeslaat.
Ineens merkt hij dat ze blijven staan, het hoofd achterover gooien en
met de hand boven hun oog recht naar boven kijken naar iets dat door
het dak voor de toeschouwer verborgen blijft. Het is datzelfde
onverhoedse tot-stilstaan-gebracht-zijn, omgebogen worden, pal naar
boven kijken en gespannen luisteren, dat Barth waarneemt bij de mensen
van de bijbel. Met hun hoogst wonderlijk geopende ogen en heel
merkwaardig luisterende oren, volgen zij allemaal een zelfde beweging.
Vandaar: "God heeft de aandacht van de mens op zich
getrokken."
We kunnen Barth niet losweken uit
zijn historisch verband. Er zou uiteraard een en ander moeten
genuanceerd worden. Maar het spanningsveld waarbinnen geloven vorm
krijgt wordt bij hem andermaal op scherp gesteld.
Hij sluit in elk geval goed aan bij de radicaliteit die we in de
roepingsverhalen van de profeten beluisteren. Er is die stem die
binnenbreekt in ons bestaan. En steeds dezelfde reactie: mensen
proberen er tussenuit te knijpen. Niet zomaar. Neen, de bezwaren die
ze binnenbrengen zijn terecht. Mozes heeft een bezwaard verleden: hij
heeft een Egyptenaar doodgeslagen, er kleeft bloed aan zijn handen,
hij kan niet zomaar naar de farao stappen. En Elia wil maar liever met
rust gelaten worden, liever sterven zelfs dan onophoudelijk opgejaagd
te worden door Achab en Izebel met hun Baälprofeten. En Jeremia vindt
zichzelf veel te jong voor zijn opdracht. En Paulus wordt in zijn
vervolgingsdrift van die nieuwe christengemeenschap onderbroken en
moet een grondige ommekeer doormaken. Het wordt ze niet gevraagd of
het ze bevalt, of het past bij hoe ze zich momenteel voelen. Die
verschillende verhalen geven in elk geval te kennen: deze mensen
voelen zich opgeëist. En tevens: als ze geen gehoor geven aan deze
roeping, vinden ze zichzelf niet.
De roepingsverhalen spreken een
radicale taal. Vanuit ons verleden, waarin dit accent soms erg
absoluut doorklonk, hebben we daar behoedzaam leren mee omgaan. We
hebben oog gekregen voor de persoonlijke maat van de oproep. Dat is
ongetwijfeld een pluspunt. Misschien is onze gemeenschap wel de plaats
om te werken aan een gezond evenwicht tussen geborgenheid en
uitdaging. Tussen de uitdagingen die onverkort moeten doorklinken en
de eigen verantwoordelijkheid die mensen kunnen opnemen. Als we dat
ter harte nemen, kan dit samenzijn hier ook een sfeer van hoop ademen.
We willen samen onder het woord van God staan om het in ons
persoonlijk leven op te nemen. Dat we zo de hoop voor elkaar levend
mogen houden.
In die sfeer willen we dan nu ook
enkele momenten de tijd nemen voor gebed en voorbede.