Preek van de week



Preek  van de week
  Kalender


Over moraal en morele regels (5de vastenzondag)

"Wie van u zonder zonde is moet dan maar de eerste steen op haar werpen." (Johannes, 8:8)


Jezus zit op het voorplein van de tempel en geeft er onderricht. Het volk zit en staat in een kring rond hem. Schriftgeleerden en farizeeën breken de kring open, plaatsen een vrouw in het midden, en de kring sluit zich opnieuw. Drie personages: de vrouw, Jezus, en daarrond de gesloten kring.
De vrouw staat centraal. Centraal te schande gezet. Doodsbang want ze dreigt veroordeeld te worden tot de dood door steniging. Wegens overspel.

Volgens de joodse wet stond op overspel: dood door steniging (Lev. 20,10; Deut. 22,22). Voor zover bekend werd deze vorm van executie in Israël niet of bijna niet in praktijk gebracht. Trouwens, in Jezus' tijd, mochten de joden geen doodvonnissen uitvoeren. Dat recht reserveerde de Romeinse bezetter voor zichzelf. Maar de oude wet maakt wel duidelijk dat het om een zeer zwaar vergrijp gaat: een overspelige werd uitgestoten uit de gemeenschap, werd dus maatschappelijk, godsdienstig en geestelijk dood verklaard. Een levende dode.]

 

Misschien heeft zij haar liefhebbende echtgenoot bedrogen met de man van een goede vriendin... Maar het zou ook kunnen dat de man, bij wie ze wat warmte en troost zocht omdat haar eigen echtgenoot haar in de kou liet staan, van de situatie profiteerde om haar lichaam te nemen... In het tweede geval is zij veeleer slachtoffer. Om maar te zeggen dat het ene overspel niet het andere is.

De achtergrond van die vrouw op het voorplein van de tempel, krijgen we niet te horen. Misschien maar goed ook. Want wat begrijpen buitenstaanders van echtbreuk? Wat weten wij van de drama's achter gesloten deuren?

Zij staat daar. Alleen. Haar minnaar - ze was betrapt, dus was ook haar minnaar betrapt, en volgens de joodse wet moesten beiden gestenigd worden - die minnaar dus heeft de benen genomen. Ook haar echtgenoot heeft haar laten vallen.

Niemand nog die haar zegt dat hij van haar houdt; dat hij haar haat; die haar eens flink de waarheid zegt. Als iemand tegen haar sprak - hoe dan ook - zou ze tenminste nog het gevoel gehad hebben dat ze bestond. Maar zelfs dat is haar niet gegund.

Typisch voor de visie van onze maatschappij - zeg maar 'de mannelijke visie' van onze maatschappij - op schuld als het op seks aankomt:

- vrouwen plegen overspel; mannen maken een slippertje; 
- zwanger en geen vaste relatie; o schande! Maar de verwekker kan zonder veel problemen buiten beeld verdwijnen; 
- een vrouw verkracht? Zal ze zelf wel uitgelokt hebben, zeker?

Vrouwen krijgen vaak de volle lading; voor het aandeel van de man knijpt men een oogje dicht, soms zelfs twee.

De  vrouw uit de evangelielezing is al 'dood', want niemand is in haar persoon geïnteresseerd. Zij is slechts 'een geval', een 'middel' om Jezus in verlegenheid te brengen.
Dat brengt ons bij de schriftgeleerden en farizeeën, en bij de rest, broederlijk naast elkaar in een gesloten kring. Samen sterk, gesterkt door de wet, de wet van Mozes, dus de wet van God. De gesloten kring van de deugdzamen, van de bewakers van de goede zeden. De opgewonden bewakers van de goede zeden. Want overspel prikkelt. Die vrouw deed waarover zij alleen maar durven fantaseren. Zij kleden haar uit met hun ogen, jaloers omdat zij niet met dat lijf geslapen hebben. Hitsige voyeurs, die genieten van een buitenkansje.

En tenslotte Jezus. Hij zit in slechte papieren. Zij hebben hem een keuze opgedrongen:

- kiezen vóór de wet en dus tegen de vrouw (dat Hij daarvoor zal opteren, verwachten ze niet; zo goed kennen ze Hem al);
- of kiezen vóór de vrouw en dus tegen de wet (maar dan hangt hij, want de wet van Mozes lap je niet ongestraft aan je laars).

Jezus zit te dubben. Zwijgend tekeningetjes makend in het zand. In zichzelf gekeerd. Passiviteit die de opgewonden omstanders irriteert. Zo valt er niets te beleven. En dus dringen ze aan op een antwoord. Dat komt er: "Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen." 
En ze stonden al klaar om te gooien.

Wanneer gooien wij met stenen? Want dat doen we toch allemaal af en toe. En soms zijn we daar heel creatief in.
Ik ben bijvoorbeeld geneigd naar een steen te grijpen als ik onrechtvaardig behandeld werd. U kent dat wel: je voelt je gekwetst, en dan ben je geneigd je de rol van slachtoffer nog wat aan te dikken - 'zie eens wat je me hebt aangedaan' - in de hoop dat die schurk er flink wat schuldgevoelens aan overhoudt, in de hoop dat anderen medelijden krijgen en ook zij die schurk de rug toekeren - 't zal hem leren.
Roddelen is ook zo iets. Dat schept een wij-gevoel, en wij-gevoel stimuleert. Als je oog in oog met het slachtoffer staat, durft je geen steen oprapen; maar achter zijn rug voelen wij-samen ons veilig. En dus... gooien maar.

Jezus zegt niet: 'gooien maar'. Hij zegt: 'Kijk eens in jezelf. Sta daar niet naar die vrouw te lonken maar keer je blik naar binnen. Kijk tot diep in je hart, daar waar je niet anders kunt dan eerlijk zijn met jezelf'. Die confrontatie met hun diepste ik werpt vruchten af: de gesloten kring breekt open. Ze druipen af. Een voor een, de oudsten eerst.

Hadden farizeeën en consoorten die vrouw dan ten onrechte gedagvaard? Natuurlijk niet, overspel is wel degelijk een aantasting van de door de joodse wet beschermde huwelijkstrouw. Jezus ontkent dat niet, maar zijn interesse ligt elders. Hij reageert tegen het simplisme van de farizeeën. Zij stellen zonde gelijk met het overtreden van morele gedragsregels. Daarom moet die vrouw gestraft worden want zij had zich niet gehouden aan de morele norm van de huwelijkstrouw. Daarom vonden zij zichzelf deugdzaam want zij waren niet met de verkeerde naar bed geweest.

Dat moraal verengt wordt tot 'leven volgens de regels', daar reageert Jezus tegen. Voor God is iemand die niet doet wat verboden is, daarom nog geen goed mens. Deugdzaamheid en zondigheid zijn geen zaak van regeltjes, maar een zaak van het hart. Het kwaad wortelt in het hart van de mens. Het kwaad dat door ons hoofd spookt, zetten we niet altijd om in daden. Het verschil tussen iets kwaads doen en het niet doen, is soms heel klein: dat kan afhangen van bijkomstigheden. We zouden wel met stenen willen gooien maar.... de een durft niet en de ander wel. Het verschil tussen wel zondigen en niet zondigen is niet te herleiden tot wat meer of wat minder lef.

Overspel gebeurt allereerst in je hoofd en in je hart. Of het ook in bed gebeurt, hangt dikwijls van omstandigheden af die deels buiten jezelf liggen.
Zo bekeken zijn de omstanders uit de gesloten kring en de overspelige vrouw in hetzelfde bedje ziek.

Jezus heeft zich vaak geërgerd aan de farizeïsche mentaliteit die 'goed leven' inperkt tot 'leven volgens de morele regels'. Ooit, in een kwade bui, heeft hij hen eens uitgescholden voor "witgekalkte graven, mooi van buiten maar rot van binnen". Vandaag reageert Jezus constructiever: Hij drukt ze met de neus - niet op de feiten - maar op hun hart. En wat ze dan zien, daar schrikken ze van. Ze druipen af. Beschaamd, niet tegenover de vrouw, niet tegenover Jezus, maar beschaamd tegenover zichzelf. Ze beseffen plots dat ook zij zondig zijn, en dat ze daarom niet het recht hebben om een ander koudweg te veroordelen op basis van feiten. Niemand van hen - niemand van ons - heeft een zuiver geweten als hem door Jezus een spiegel wordt voorgehouden. Dit schaamtegevoel, dit besef van zondigheid, kan voor hen - en voor ons - het startpunt worden om het over een andere boeg te gooien.

Doodsverlaten staat de vrouw te wachten op haar doodvonnis. Plots voelt zij dat er toch iemand is, die interesse heeft in haar als persoon. Jezus. Die erkenning doet haar opleven, doet haar opnieuw leven. Ondanks alles toch nog gewaardeerd worden als mens, kan voor haar het startpunt worden om het over een andere boeg te gooien.

Jezus veroordeelt haar niet, maar geeft haar een nieuwe kans. "Ga heen, en zondig van nu af niet meer".

Marc Christiaens o.p. (Schilde)

Inspiratiebron : Françoise Dolto, Vrijgemaakt om te beminnen. IJsselstein/Antwerpen, 1983, Unistad, blz. 139-158.

 Toemaatje

Het verhaal van de overspelige vrouw hoort oorpronkelijk niet thuis in het Johannesevangelie. Het is anders qua stijl en taalgebruik: Johannes heeft het bijvoorbeeld nooit over 'schriftgeleerden en farizeen', en de tactiek om Jezus met een strikvraag in de val te lokken is gebruikelijk bij de synoptici, niet bij Johannes. Bovendien onderbreekt het verhaal de samenhang tussen Joh. 7:52 en 8:12.

In de oudste evangeliehandschriften komt dit verhaal helemaal niet voor. Het duikt op als een 'zwerfsteen' in de Nieuwtestamentische traditie. Waarschijnlijk werd dit verhaal uit de mondelinge traditie niet meer opgenomen in de synoptische evangelies, omdat de tekst van die evangelies al vastgelegd was, toen men dit verhaal optekende. Uiteindelijk is het in zijn huidige plaats terechtgekomen als een illustratie van Jezus' uitspraak: "Gij oordeelt naar het aardse, Ik oordeel niemand" (Joh. 8, 15).

En Jezus schreef in 't zand

 Jezus schreef met zijn vinger in het zand.
Hij bukte zich en schreef in 't zand, wij weten
niet wat Hij schreef, Hij was het zelf vergeten,
verzonken in de woorden van Zijn hand.

 De schriftgeleerden, die Hem aan de tand
hadden gevoeld over een vrouw, van hete
hartstochten naar een andere man bezeten,
de schriftgeleeren stonden aan de kant.

 Zondig niet meer, zei Hij, ik oordeel niet.
Ga heen en luister, luister naar het lied.

 En Hij stond recht. De woorden lieten los
van hun figuur en brandden in de blos
waarmee zij heenging, als een kind zo licht.

 Zo geestelijk schreef Jezus zijn gedicht.

Gerrit Achterberg (1947)

    top    lijst