" Bekleed
u met de nieuwe mens, die wordt vernieuwd tot het ware inzicht,
naar het beeld van zijn schepper. Dan is er geen sprake meer van
Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar, Skyth, slaaf,
vrije mens. Maar alles in allen is Christus." (Kolossenzenbrief,
3:10 v.)
In
de tijd van Paulus was het christendom nieuw. Nu is het
tweeduizend jaar oud. En er schijnt sleet op te zitten. Alles
wat het de wereld heeft te zeggen is al zoveel keren gezegd.
Hebben christenen nog altijd iets nieuws aan elkaar en aan de
wereld te vertellen? Zijn ze zelf nog ergens nieuw?
Toen Paulus de christenen van de gemeente in
Kolosse opriep om de oude mens en zijn gedragingen uit te
trekken, vroeg hij hen alles wel beschouwd niets dat wezenlijk
nieuw is. Je moet immers niet noodzakelijk christen zijn of
worden om een einde te maken aan "boosheid, drift,
kwaadaardigheid, gevloek en vunzige taal" en elkaar geen
leugens meer te vertellen. Je zou hier de vraag van Jezus kunnen
herhalen: doen ook de heidenen dat niet? Maar er is meer. Voor
wie zich met de nieuwe mens heeft bekleed, bestaan de oude
verschillen en grenzen tussen mensen en groepen niet meer.
Dat was in de tijd van Paulus wel degelijk
nieuw. Christenen verschilden van anderen doordat ze tussen
mensen geen verschillen meer maakten. Althans niet in eigen
kring. In onze tijd is dat niet meer nieuw. Het staat helemaal
vooraan in de universele verklaring van de mensenrechten.
"Alle mensen worden vrij geboren en gelijk in waardigheid
en rechten... Ze behoren zich jegens elkaar in een geest van
broederlijkheid te gedragen." Maar de vraag is natuurlijk:
wat komt er van die plechtige verklaring terecht?
Nog
altijd maken wij, christen of niet, op veel manieren verschillen
tussen mensen. Aan de ene kant wij, de onzen, diegenen die erbij
horen en die meetellen; aan de andere kant zij, de anderen, zij
die worden uitgesloten. Bij God, zegt de Schrift op veel
plaatsen, bestaat geen onderscheid des persoons. Hij doet de zon
schijnen en laat het regenen voor goeden en voor kwaden. Mensen
worden uit kracht van zijn genade genezen, wie of wat ze ook
mogen zijn. Wij, mensen, stellen allerlei voorwaarden en maken
op veel manieren voorbehoud. In veel gevallen kunnen we ook niet
anders, maar als we geloven dat God onze Vader is, van alle
mensen, en dat wij allen broeder en zuster van elkaar zijn; als
we gehoor blijven geven aan de oproep van Paulus en ons, zoals
zijn tijdgenoten, bekleden met de nieuwe mens, moeten we ons
daar zorgen over maken.
Uitsluiting wordt dat nu genoemd, en daarover
wil ik het in het bijzonder hebben. Over mensen die geen normaal
menselijk leven kunnen leiden omdat ze geen werk vinden, omdat
ze tegen hun zin op vervroegd pensioen worden gestuurd; mensen
die niet binnen mogen omdat ze niet de juiste kaart hebben, of
een andere huidskleur; jongeren die in het volwassen leven niet
binnen geraken omdat ze niet slim of niet handig genoeg zijn;
vrouwen die niet worden meegerekend of achtergesteld worden;
kinderen die naar de straat worden verwezen en op de dool
geraken, omdat ze geen normale thuis hebben. Enzovoort; het is
een lange litanie. Daar ligt, denk ik, een van de zorgwekkende
problemen van dit ogenblik.
U zal zeggen: goed, maar wat kunnen wij
daaraan doen? In veel gevallen is uitsluiting het gevolg van
moeilijk grijpbare mechanismen, van de markt, van het
onderwijssysteem, van het systeem van de sociale zekerheid.
Inderdaad, maar christenen kunnen nog altijd 'nieuw' blijven
door alvast in eigen kring zulke mechanismen op te sporen en
hardnekkig te lijf te gaan. Christenen zijn het ook aan hun
geloof verplicht te blijven herhalen dat we ons bij de
mechanismen van uitsluiting niet gewoon mogen neerleggen. Hun
'christelijk verschil' bestaat erin het evangelie waar te maken
dat van hen zegt dat ze moeten werken als gist in het deeg. Ik
kan hetzelfde ook anders en wat onbeleefder uitdrukken. Hun rol
is die van een luis in de pels, van het vervelende keitje in de
schoen.
Kort en krachtig samengevat: de subversieve
kracht van het evangelie mag niet afgebot worden. Door die
kracht blijft het christendom altijd nieuw.
B.J. De Clercq o.p.
|