Al wie naar de Jordaan komt voor een doopsel van
bekering, wordt teruggestuurd naar de realiteit van het dagelijks
bestaan om er vorm te geven aan zijn bereidheid tot geloof en
vernieuwing.
Als er tollenaars en soldaten naar Johannes komen om te vragen wat ze
moeten doen om gereed te zijn voor de nieuwe samenleving en om er deel
aan te hebben, dan zijn dat juist twee categorieën van mensen die toen
door de brave gemeente terzijde werden gesteld omdat men overtuigd was
dat hun beroep hen belette rechtvaardig te leven. Volgens Johannes - en
later ook volgens Jezus - is niemand te min of te slecht om naar
bevrijding, om naar genade en naar Gods welwillendheid te mogen
verlangen. Iedereen mag zich gereed maken. Niemand is te min om zich in
Gods liefde te zonnen. Niemand moet zich onwaardig achten om als mens te
groeien onder het bemoedigende oog van God. Niemand is zo verloren of
afgezonderd in zichzelf dat hij niet zou mogen hopen dat God vreugde in
hem zal vinden. Daarom: wees blij en verheug je, want de Heer is je
nabij!
Wel vraagt Johannes de Doper dat allen, goeden en
kwaden, de levenshouding zouden aannemen die deze messiaanse tijd
mogelijk maakt en dat men zou meewerken aan die samenleving van
liefde,vrede en gerechtigheid.
"Wie een bovenkleed én een onderkleed heeft, laat
hij delen met wie niets heeft." Hier wordt een radicale
mededeelzaamheid gevraagd. Het is niet voldoende het overtollige van de
hand te doen; nee, je moet delen van wat jezelf nodig hebt voor je
levensonderhoud…
En verder zegt
Johannes: laat alle onrecht achterwege!
Maak niet nog méér ongelukkigen en nog méér miseriemensen door uw
afperserij, door uw bedrog en vervalste rekeningen. Wees tevreden met
wat je hebt. Verlang niet eindeloos naar méér, ten koste van wat
anderen bezitten en van wat anderen gelukkig maakt.
Zo bereid je het komen en Gods-vrede-onder-ons voor. Dan
mag je ook verwachten dat God je niet veroordeelt. Het vuur van
bestraffing zal je niet moeten vrezen. Integendeel, je zult gedoopt
worden ,ondergedompeld worden in de Geest van God. Dat is de
uiteindelijke boodschap van het komen van God in de persoon van Jezus
Christus.
Om messiaans te leven, om altijd vredestichtend op te treden, om
iedereen méér dan gewoon maar rechtvaardig te behandelen, om ongerust
te zijn over wat je bezit zolang er andere mensen wat te kort hebben, om
voor iedereens geluk te willen instaan...daarvoor moet je een droom van
een mens zijn, een engel, een god. Welnu, naar de onderdompeling in zo'n
goddelijke mentaliteit wilde Johannes ons verlangen wekken en
aanscherpen. Jezus leefde in die geest, met dat vuur... en hoe verlangde
Hij dat het zou branden op aarde.
Die Jezus wordt door Johannes de Doper voorgesteld met
hoogdringendheid. Want Hij komt als iemand die het koren al van het kaf
gescheiden heeft. Hij moet alleen nog maar het graan opbergen en het kaf
verbranden. Die Jezus stelt ieder van ons dus dringend voor de
beslissing: wil je tot het kaf behoren en je leven slijten in zinloze
nutteloosheid? Het dient dan nergens meer voor, het maakt niemand blij,
ook jezelf niet.
Of wil je, als koren en graan voedsel en vreugde verschaffen aan
anderen? Dan word je leven een gave voor een betere wereld en het maakt
velen blij.
"Zo en met nog vele andere vermaningen verkondigde Johannes aan het
volk de Blijde Boodschap."
Kom
in ons midden,
groei in ons
van harte,
wees
hier en nu,
Gij die
leven liefde heet,
Gij die
Vader God
wordt genoemd,
Gij die
zijt gezien
in een kind
vol beloften,
zonder woorden
alles zeggend,
machteloos
onweerstaanbaar,
op liefde en trouw
aangewezen geheel en al,
God, kom
in ons midden,
groei in ons
van harte,
wees
hier en nu,
amen
P. Verhoeven