Het
verhaal over de 'vlucht naar Egypte' vertoont veel punten van overeenkomst met
de evangelielezing van de vierde zondag van de advent. Daarin wordt beschreven
dat Jozef bereid was zijn verantwoordelijkheid voor Maria en het kind dat zij
droeg, op te nemen nadat een engel hem in een droom had gerustgesteld. In de
preek voor dat weekeinde kunt u lezen dat zo'n verhaal geen ooggetuige-verslag
is maar een geloofsbelijdenis-in-verhaalvorm. Om duidelijk te maken dat in
Jezus God zelf binnentreedt in de mensengeschiedenis - iets waarvoor de
gebruikelijke mensentaal geen woorden heeft - laat Mattheüs Jezus geboren
worden op een manier die indruist tegen de natuurwetmatigheden van de
menselijke voortplanting. 'Geboren uit de maagd Maria'.
Het verhaal over 'de vlucht naar Egypte' is ook zo'n
geloofsverhaal. Om de volle rijkdom ervan te vatten moeten we ons ook nu in de
huid van de evangelist verplaatsen. Niet zo eenvoudig in dit geval, want
Mattheüs was een rabbijns geschoolde jood, die zijn Jezusboodschap
verkondigde aan een joodse geloofsgemeenschap. En met die denkwereld zijn wij
niet zo vertrouwd.
Religieuze joden zijn heel goed op de hoogte van het Oude
Testament, want daarin wordt de geschiedenis van het joodse volk verhaald met
zijn ups en downs, en hoe God, trouw aan het verbond dat hij in Abraham met
zijn volk heeft gesloten, steeds voor zijn volk heeft gezorgd. Die God heeft,
bij monde van de profeten, aan het joodse volk de Messias beloofd. In die
context moet Mattheüs nu zijn Jezusboodschap gaan verkondigen, zijn
volksgenoten ervan overtuigen dat Jezus de door de joden verwachte Messias
was, dat in Jezus vervuld werd wat de profeten destijds hebben gezegd.
Voor ons misschien onverwacht, maar tegen die achtergrond
is de sleutelzin van het verhaal over 'de vlucht naar Egypte': "Hij
bleef in Egypte opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de
profeet: 'Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte'".
Over welke profeet gaat het? Een overbodige vraag, want
voor zijn toehoorders was het evident dat Mattheüs hier de profeet Hosea
citeerde (Hosea, 11:1). Maar in dat citaat slaat 'mijn zoon' niet op een
individu maar op het hele volk van Israël. Hosea verwijst naar de uittocht
van de Israëlieten uit Egypte onder leiding van de grootste profeet die het
jodendom ooit heeft gekend, Mozes. Door dat citaat van Hosea op Jezus toe te
passen presenteert Mattheüs Jezus als de nieuwe Mozes, de nieuwe redder van
het volk, de Messias.
In zijn verhaal heeft de evangelist nog parallellen
ingebouwd tussen Jezus en Mozes.
Over koning Herodes zijn we goed geïnformeerd dank zij
Flavius Josephus, een joods geschiedschrijver uit die tijd. Het besluit om
alle jongens van twee jaar en jonger in Betlehem en omgeving te doden, past
wel bij het karakter van Herodes. Die man leed aan achtervolgingswaanzin en
kon bijzonder wreed uit de hoek komen. Kort voor zijn dood heeft hij zijn drie
zonen nog vermoord omdat hij hen ervan verdacht een greep naar de macht te
willen doen. Maar over een eventuele kindermoord in Betlehem rept Flavius
Josephus met geen woord. Er is ook geen andere historische aanwijzing in die
richting. Waarschijnlijk heeft Mattheüs dat element in zijn verhaal ingevoegd
als parallel met wat destijds Mozes was overkomen. U weet dat Mozes, door een
list van zijn moeder, ontsnapt was aan de moord op alle joodse jongens waartoe
de farao besloten had toen hij vond dat de Israëlieten te talrijk werden en
een bedreiging begonnen te vormen (Ex. 1,10-2,15).
Door ook in Betlehem een kinderslachting te situeren kon
Mattheüs Jezus naar Egypte laten uitwijken, en Hem vervolgens, net als het
joodse volk onder leiding van Mozes en conform de profetie van Hosea, laten
terugkeren naar het land van Israël.
Jezus, de nieuwe Mozes, de door de joden verwachte Messias
die zijn volk komt bevrijden. Die Jezus, wil Mattheüs aan zijn joodse lezers
en toehoorders verkondigen: een verkondiging in verhaalvorm, zoals in die tijd
gebruikelijk. Met een sterk oud-testamentisch inkleuring waarmee Mattheüs de
overtuigingskracht van het verhaal tegenover zijn joodse kerkgemeenschap
versterkt.
Je
kunt het verhaal over 'de vlucht naar Egypte' theologisch uiteenrafelen, maar
je kunt dat verhaal ook in zijn geheel op je laten afkomen.
In dat geval is niet Jezus - de Messias, de nieuwe Mozes -
de centrale figuur, maar Jozef.
Zodra Jozef van Godswege een seintje krijgt dat er gevaar
dreigt, neemt hij het kind en zijn moeder en slaat, diezelfde nacht nog, op de
vlucht. Volgens de traditie zou het gezin twee jaar als vluchteling en
vreemdeling in Egypte geleefd hebben. Toen kreeg Jozef van de engel opnieuw te
horen: "Sta op, neem het kind en zijn moeder", ditmaal om naar het
land Israël te vertrekken. En weer doet Jozef onmiddellijk wat de Heer hem
opdraagt.
Terug thuis in Betlehem, blijkt dat het onder Archelaüs,
de opvolger van Herodes als koning van Juda, evenmin veilig is. Na een nieuw
seintje van Godswege, trek hij in noordelijke richting en vestigt hij zich met
zijn gezin definitief in het stadje Nazareth in Galilea. [Archelaüs maakte
het zo bont dat hij na twee jaar koningschap van keizer Augustus mocht
opkrassen].
Van het weinige dat de evangelies over Jozef vertellen,
gaat de helft over opgejaagd worden en vluchten. Van Betlehem naar Egypte, van
Egypte naar Betlehem, van Betlehem naar Nazareth. Jozef de vluchteling, om
leven te beschermen van de nog zwakkeren. Waarom zouden wij hem niet als
patroon van de vluchtelingen mogen beschouwen?
Marc Christiaens o.p. (Schilde)