Preek van de week

 

kalender

 

 

De grond waarop we staan
2 september - 22ste zondag ( Jez. Sir., 3:17-29 Lc., 14:1.7-14)


 

"Mijn kind, als je rijk bent, blijf dan bescheiden. Hoe meer aanzien je hebt, des te mee moet je je vernederen. Voor de kwaal van een hoogmoedig mens bestaat er geen genezing."


Spontaan brengen we deze uitspraken van de wijsheidsleraar Jezus Sirach in verband met de deugd van nederigheid, deemoed of bescheidenheid. Deze deugd gaat verrassend oplichten als we ons realiseren wat het Latijnse woord voor nederigheid is: 'humilitas'. Dat woord heeft alles te maken met de humus, de bodem, de aarde waarop we staan. Als een mens nederig wordt genoemd, zegt men eigenlijk dat hij zich niet boven de aarde, zijn dragende grond, verheven heeft. Maar is het niet het euvel van bekwame en intelligente mensen dat ze zichzelf verheffen boven de grond die hen draagt? Door technisch en beheersmatig denken wordt het leven te dikwijls en te eng herleid tot het zichtbare, het tastbare en ervaarbare. Zo'n ingesteldheid dreigt elk gevoel voor het mysterie dat uit leven draagt uit te bannen. Volgens de oud-testamentische Jezus Sirach bestaat ware wijsheid erin dat men zijn eigen kennis niet overschat. Zulke wijsheid wordt gekenmerkt door deemoed en bescheidenheid.

Op zo'n soort wijsheid doelt Jezus in zijn verhaal over de voornaamste en de mindere plaats aan tafel. "Waarom merken maar zo weinig mensen iets van God?" vroeg een leerling aan zijn rabbi. "Omdat maar weinig mensen zich diep genoeg willen bukken", was het antwoord. Velen hebben het afgeleerd zich te buigen en te bukken. Onze westerse beschaving heeft met haar doorgedreven wetenschap en haar technische beheerskracht redenen te over om het hoofd fier rechtop te houden. Maar zo gaat ze ook als hoog ontwikkelde samenleving voorbij aan de messiaanse omkering van de waarden: "Wie zich verheft, zal vernederd en wie zich vernedert, zal verheven worden."

De koran, het heilige boek van de islam, schrijft de moslim-gelovigen voor om met gebogen hoofd, gekeerd, naar de grond, over straat te lopen. Nooit met opgeheven hoofd, in de houding van iemand die wil laten zien dat hij belangrijk is. Een gelovige moslim buigt het hoofd, want hij is nooit meer en nooit belangrijker dan degene die hij tegenkomt. Volgens de koran is het zinvol het hoofd te buigen, want als mens ben je nooit hoger dan degene diegene die, net zo goed als jij, een beelddrager van de Allerhoogste is.

Een nederig mens neemt de werkelijkheid waarin hij leeft en het leven waaraan hij deelheeft, 'grondig' ernstig: van de grond af aan. Misschien wordt daarom de nederigheid de toets van alle deugden genoemd. Het betreft een 'grond'-beginsel dat niets van doen heeft met onderdanigheid of slaafsheid. Het is de krachtige houding van de mens die zijn plaats weet en beseft. "Uit kleiaarde hebt Gij de mens gevormd." Dringt dit besef zich niet op als je door een ingrijpende ziekte, door mentale tegenslag of psychisch onevenwicht wordt aangetast? Hoezeer je ook zoudt willen ontkennen dat je van de aarde bent, je lichaam en je geest zijn zo aards als elk stoffelijk ding. En toch willen velen, gesteund door wetenschappelijke rationaliteit en technologisch kunnen, de beste plaatsen aan de tafel van een welvarende samenleving veroveren. Op onoverbrugbaar verre afstand staat dan de spreuk van Jezus Sirach: "De deemoed gaat aan de eer vooraf." Een nederig mens blijft verbonden met de grond van het leven. Zo is het bekend dat in het oude China een kind, zodra het ter wereld kwam, onmiddellijk op de grond moest worden gelegd om het in aanraking te brengen met zijn geheime oorsprong. En ook een stervende werd met dezelfde moeder-aarde in aanraking gebracht, als opening en doorgang naar het opgenomen worden in een nieuw leven. Een grote heilige als Franciscus van Assisi liet zien hoe zijn leven gedragen werd door de nederigheid als gebogen staan naar de aarde, toen hij zich - stervend - op de grond liet leggen. 'Humilitas', bescheidenheid en nederigheid ten voeten uit.

Herman Van Tulder o.p., Knokke