"
Voor
de kwaal van een hoogmoedig mens is er geen genezing." (Jezus
Sirach, 3:28)
"Iedereen immers die
zich verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal
verheven worden." (Lucas, 14:11)
Er
is een tijd geweest dat in veel kerken vooraan enkele rijen
voorbehouden stoelen stonden, voor de aanzienlijke heren en de betere
families. Die tijd is helemaal voorbij. Nu worden alle gelovigen in
kerkelijke bijeenkomsten toegesproken als 'zusters en broeders', op
voet van volkomen gelijkheid. Er bestaan in kerken geen ereplaatsen
meer. Ook buiten de kerk zijn nu de gelovigen die elkaars zusters en
broeders zijn, burgers op voet van volkomen gelijkheid. Maar al zijn
in de democratie de rangen en standen afgeschaft, elke maatschappij is
als een ladder met talrijke treden waarop iedereen zijn of haar hogere
of lagere plaats heeft. We zien het alle dagen gebeuren: mensen kunnen
het niet laten zich met elkaar te vergelijken en in termen en tekenen
van hoger en lager over elkaar te denken en te oordelen. Ze kijken met
een zekere afgunst naar omhoog, naar mensen die boven hen staan, en
proberen zich op hun hoogte te verheffen. Ze kijken met een zekere
geringschatting naar omlaag, naar mensen onder hen, en proberen die op
afstand te houden. Ze cultiveren, soms met opvallende zorg, allerlei
tekenen van hun maatschappelijke ongelijkheid.
Ook in Jezus' tijd gedroegen mensen zich op die manier. Op een sabbat
te gast op een feestmaal, hielden de andere genodigden hem nauwlettend
in het oog. Ze konden hem niet plaatsen. Blijkbaar hadden de gastheer
en de gastvrouw niet op voorhand de plaatsen aangeduid en moesten de
gasten dus zelf hun plaats kiezen. In zo'n situatie voel je je altijd
wat ongemakkelijk. Waar zet ik me op een goede plaats? Bij
interessante tafelgenoten, of beter nog, bij belangrijke mensen? Jezus
zag ze bezig. Zorgvuldig uitkijken, op de beste en de voornaamste
plaats proberen te komen. En hij was dan zo onbeleefd openlijk te
zeggen wat hij zag: hoe dom die mensen eigenlijk waren. Zijn
opmerkingen lijken op het eerste gezicht niets meer dan een slimme
raadgeving. Je gaat beter niet vooraan zitten, op een plaats die je
niet toekomt, want het zou kunnen gebeuren dat de gastheer je moet
vernederen. Als je achteraan, op de minste plaats, gaat zitten, zal je
uitgenodigd worden hogerop plaats te nemen.
Wie goed leest, kan in die raadgeving een verborgen ironie bemerken.
Het zou kunnen gebeuren dat de gastheer je niet opmerkt, en dan ben je
gefopt. En als alle genodigden helemaal achteraan willen gaan zitten,
lopen de zaken compleet in het honderd. Anders gezegd, het gaat bij
Jezus om veel meer dan slimme berekening. Trouwens, als dit zo was,
zou dit verhaal in het evangelie niet op zijn plaats zijn.
Wie zich verheft zal vernederd worden, en wie
nederig is wordt verheven. De eersten zullen laatst komen en de
laatsten eerst. Bij verschillende gelegenheden heeft Jezus dat
herhaald. Zo gaat het er niet aan toe bij de mensen. Neen, het is een
gedragslijn van God. We kunnen overal in de de bijbel bespeuren. Niet
de oudsten, zoals Kaïn en Esau, maar de jongsten en de zwaksten,
zoals Abel en Jakob, krijgen zijn voorkeur. Niet de grootste en de
sterkste, zoals Eliab, werd koning, maar David, de jongste, krijgt het
voor het zeggen. Niet in het grootse Jeruzalem wordt de messias
geboren, maar in het simpele dorp Betlehem, waar voor zijn ouders dan
nog geen plaats was in de herberg, en zijn moeder is een onbekend
meisje. Zijn moeder vat het samen in haar lofprijzing van het
Magnificat: "Machthebbers heeft hij van hun troon gehaald,
vernederden gaf hij een hoge plaats."
Waar God optreedt en zijn macht doet gelden, worden
de gebruikelijke menselijke verhoudingen omgekeerd. Er wordt een
andere orde, volgens goddelijke maatstaven, ingesteld. Als Jezus met
zijn leerlingen aan de feesttafel van het paasmaal zit, bindt hij, de
meester en leraar, zich een schort voor, hij bukt zich en wast hun hun
de voeten.
Als we het verhaal van Lucas goed lezen, in het
licht van de hele bijbel, lezen we daarin een scherpe
maatschappijkritiek. Een kritiek niet alleen op onze
ellebogenmaatschappij, maar op al de toestanden en verhoudingen waarin
mensen omhoog klimmen door anderen omlaag te duwen, waarin mensen
gedwongen worden zichzelf te vernederen om te kunnen overleven. De
diepste armoede is niet zozeer dat men geld of goederen te kort heeft,
maar dat men gebukt moet lopen, de hand naar anderen uitgestoken, of
ze asjeblief niet iets willen geven. Wie christen wil zijn, doet daar
niet aan mee en komt ertegen in verzet.
Ik
moet nog iets zeggen over de nederigheid. Ik denk dat het een deugd is
die ons als kind dikwijls niet goed werd aangeleerd. Nederigheid is
geen kwestie van zelfvernedering: ik ben niets, ik kan niets, ik ben
overal de mindere. Een mens die echt nederig is, kijkt niet naar
zichzelf, geeft zich aan de dingen die groter zijn dan hij of zij zelf
is: de taak die je hebt te vervullen, de mensen die op je rekenen, de
diensten die je kunt bewijzen. Wie nederig is, deelt als gelovige het
Godsvertrouwen van Sint-Jan. "God is groter dan ons hart."
Ook als ons eigen hart ons aanklaagt - en als we ons hart, ons
geweten, goed beluisteren, doet het dat altijd - God weet alles, en
hij vergeeft ons, zoals wij ons blijven inspannen om anderen hun
schuld te vergeven.
Suggesties van voorbeden
Wij bidden nu tot God, dat hij hoogmoedigen
nederigheid mag leren en de vernederden verheffen.
- Voor hen die waar ook verwikkeld zitten in de
strijd om de eerste plaats.
Dat ze mogen leren wat nederigheid is.
- Voor hen die leven ten koste van anderen en menen
boven hen te staan.
Dat ze zichzelf leren zien met de ogen van de onderdrukten.
- Voor hen die gedwongen worden zich te vernederen,
die het recht niet krijgen zelf over hun leven te kunnen beslissen.
Dat ze hun geluk niet aan anderen moeten opofferen.
- Voor gelijkwaardigheid en gelijke behandeling van
alle mensen, wie ze ook zijn, gekleurd of blank, geleerd of
ongeletterd, gelovig of zonder geloof.
- Voor onszelf en voor elkaar, hier in gebed
bijeen.
Dat we in dienstbaarheid onze eigen plaats mogen leren kennen, dat we
waarachtig leven mogen vinden.
Heer onze God, bij U bestaat geen aanzien van
personen, Gij doorgrondt het hart van ieder mens. Ook als ons hart
ons aanklaagt: Gij zijt groter dan ons hart. Schenk ons de genade
meer mens te worden naar uw hart, dat klopt voor allen die voor hun
medemensen niet meetellen.
B.J. De Clercq o.p.