TWEEDE ZONDAG VAN DE ADVENT "Een
stem roept in de woestijn: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden
recht; elk dal zal worden opgevuld, elke heuvel geslecht; bochtige wegen
worden recht, oneffen paden vlak; en alle mensen zullen de redding zien
die van God komt." (Lucas, 3:4-6) Het begin van
de evangelielezing van de tweede adventszondag lijkt op een
commentaarstem bij een reeks close-ups aan het begin van een
TV-documentaire over een of andere Derde-Wereldland. Het volgende beeld is een woestijnlandschap. De camera zoemt in op een kleine donkere vlek. Een grauw-bruine lap stof op een paar stokken. Daaronder zit een man zijn potje te koken: lompen om zijn lijf, mager maar taai, met ogen die wilskracht, verbetenheid en ingehouden woede uitstralen. Als kijker voel je het onmiddellijk: in die man broeit er wat, die gaat voor tegengas zorgen. Want "het woord van God kwam over Johannes, zoon van Zacharias, die in de woestijn verbleef" (v.2).
Eerst komt de engel Gabriël Zacharias melden dat hij een zoon zal krijgen (Lc 1:5-25). Vervolgens krijgt Maria van dezelfde Gabriël dezelfde boodschap (1:26-38). Daarna ontmoeten Maria en Elisabeth elkaar (1:39-56), twee aanstaande moeders die normaal niet zwanger kunnen worden: de ene is maagd, te jong; de andere is te oud. Dan wordt eerst Johannes (1:57-80), en onmiddellijk nadien Jezus geboren (2:1-21). En tenslotte betreden beiden het publieke forum, eerst Johannes (3:1-20), daarna Jezus (vanaf 3:23), nadat ze elkaar hebben ontmoet bij de doopscène bij de Jordaan (3:21-22). Met dat kunstmatige parallellisme wil Lucas zijn lezers de positie van Johannes duidelijk maken: die van voorloper en wegbereider van Jezus. Zo was het door God bedoeld van het begin af aan. Johannes zelf had het aanvankelijk zo niet begrepen. Hij had de wereld van de Romeinse bezettingsmacht en corrupte kerkleiders adieu gezegd en zich teruggetrokken in de woestijn. In de hoop daar, alleen, in de stilte en de eenzaamheid, God te ontmoeten die in de tempel van Jeruzalem niet meer te vinden was. En hij vond er God. Of beter misschien: God vond Johannes: "Het woord van God kwam over hem". Gevolg van die Godsontmoeting: Johannes mocht zijn tentzeil oprollen, terugkeren naar de wereld die hij ontvlucht was en er redding gaan verkondigen (v.6), naar het woord van Jesaja: kronkelwegen recht maken en ruwe paden effenen, bergen en heuvels afgraven, dalen opvullen...
Baruch's positieve interpretatie van Jesaja's woorden zag Johannes niet zitten. Hij kon zich niet voorstellen dat het met zijn land, met zijn corrupte regeerders en collaborerende kerkleiders, nog ooit goed kon komen. Het liefst van al had hij aangekondigd dat God een eind zou maken aan alle ellende door de bezettingsmacht en hun slippendragers gewoonweg van de aarde weg te vegen. En hij zegt dat ook met zoveel woorden, zoals we volgende week zullen horen. Hij heeft het dan over de bijl die al aan de wortel van de levensboom ligt, over een vuur dat alles zal verbranden, over de wan die het hele zaakje zal uitziften (v.9.17). Tenzij - zo voegt hij er aan toe, maar niet van harte, maar hij moest nu eenmaal van Godswege ook redding verkondigen - tenzij men bereid was het doopsel van bekering te ontvangen tot vergeving van zijn zonden (v.3). Johannes was in wezen een onheilsprofeet, een man van de oude stempel, van het Oude Testament. Een heel ander type dan de zachtmoedige Jezus, die Gods barmhartigheid en vergevingsgezindheid tot de centrale thema's van zijn verkondiging maakte. Dat Lucas zich zoveel moeite getroost heeft om te benadrukken dat Johannes voorloper en wegbereider van Jezus was en dat God het ook zo bedoeld had, heeft te maken met het feit dat sommigen in de jonge kerk vragen hadden bij de verhouding tussen Jezus en de Doper, die misschien een aantal jaren lid is geweest van de Essenen, een soort kloostergemeenschap in de woestijn van Juda. [De beroemde, beruchte 'Dode Zee-rollen' die eind de jaren veertig in de buurt van Qumran gevonden werden, zouden wel eens afkomstig kunnen zijn uit de kloosterbibliotheek van die Essenen]. Niet alleen was er tussen Jezus en de Doper verschil van karakter, van temperament en van achtergrond, waarschijnlijk zijn er in Jezus' tijd en ook na zijn dood, spanningen geweest tussen hun beider volgelingen. Hier en daar proef je daar iets van tussen de regels in vooral het Johannesevangelie. Voor zover er een tijd lang, naast de Jezus-beweging, ook een Johannes-beweging heeft bestaan, is die in de loop der jaren ingevoegd en opgenomen in de Jezus-beweging (zie Hand. 19:1-6). Die integratie was terecht - zo is de stelling van Lucas - want ze was een feitelijke en door God gewilde voorbereiding op Jezus en zijn beweging. Naar het woord van Johannes zelf: "Na mij komt iemand die sterker is dan ik, die de dorsvloer zal zuiveren, die de schuren zal vullen met een rijke tarweoogst, iemand die ons definitief zal verlossen van kaf en onkruid" (Lc. 3:16-17). Met Kerstmis vieren we de geboorte van die Sterkere. Laten we ons daarop voorbereiden, zodat Hij ons kan binnenleiden in zijn rijkgevulde tarweschuur. Marc Christiaens o.p. (Schilde) Inspiratiebronnen Donders, Sjef, Bijbels bezien, Lucas.
Boxel/Brugge, KBS/Tabor, 1991.
|