Preek 29 april



Preek  van de week
  Kalender

Volg mij?
 
(29 april, derde paaszondag)

"Hij zei hen: werp het net uit rechts van de boot, daar zul je wel iets vinden. Ze wierpen het net uit, en er zat zo'n massa vis in dat ze niet meer bij machte waren het op te halen. - Na het ontbijt vroeg Jezus aan Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, heb je me lief, meer dan de anderen hier? Hij antwoordde: ja Heer, u weet dat ik van u houd. Daarop zei Jezus: zorg dan voor mijn kudde." (Johannes, 21:6 en 15) 


Op het eerste gezicht is het evangelie dat dit jaar op de derde paaszondag wordt gelezen  een doodgewoon evangelieverhaal. Maar bij nader toezien is er toch wat speciaals mee aan de hand. Het is het 21ste en laatste hoofdstuk van het Johannesevangelie. Het is quasi zeker een latere toevoeging, maar wel nog uit de beginperiode van het eerste christendom. Het voorgaande hoofdstuk eindigt met de woorden: "Nog vele andere tekenen heeft Jezus gedaan ten overstaan van zijn leerlingen, die in dit boek niet zijn opgeschreven. Deze echter zijn opgeschreven, opdat gij gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door het geloof leven hebt in Zijn naam." Duidelijk dus het slot van het Johannesevangelie.
Waarom dan achteraf nog een hoofdstuk toevoegen met twee korte verhalen?
Wellicht omdat zowel het verhaal van de wonderbare visvangst als dat over de aanstelling van Petrus, voor de eerste christenen een belangrijke boodschap bevatten, die naadloos aansloot bij wat Jezus had verkondigd.

Wat onmiddellijk opvalt in het eerste verhaal over de visvangst op het meer van Tiberias is, dat de apostelen hun oude beroep van visser weer hebben opgenomen. Nochtans zouden we verwachten dat ze - na de verrijzenis van Jezus en het bewijs van zijn opstanding in de verschillende verschijningsverhalen - op hun beurt zijn boodschap verder zouden uitdragen. Maar blijkbaar zagen ze dat toch niet zitten. Drie jaar lang hadden ze nochtans alles laten staan en waren hem gevolgd, geboeid door de persoon van Jezus en door zijn boodschap.
Maar het fiasco van Zijn lijden en kruisdood hadden klaarblijkelijk een veel grotere impact dan die drie jaren. Waren die drie jaren dan even vruchteloos geweest als hun nachtelijk gezwoeg op het meer van Tiberias?

Zelfs in de schemering van het ochtendgloren herkennen ze Jezus niet. Toch volgen ze zijn raad op en werpen ze hun netten uit rechts van de boot. Eigenaardig, want normaal gooiden vissers in die tijd de netten uit aan de linkerzijde. Rechts gold als gevaarlijk. En toch doen ze het, ofschoon vissers de naam hebben bijgelovig, nogal koppig en vasthoudend te zijn. Zij zullen het toch wel beter geweten hebben dan de eerste de beste vreemdeling? Probeerden ze het toch maar tegen beter weten in, omdat ze zo moedeloos waren of straalde die man een bepaald gezag of deskundigheid uit, zodat ze het er toch maar op waagden?

Het resultaat is in elk  geval verbluffend.
En dan is het plots zonneklaar dat het allemaal geen louter toeval is. De verbazingwekkende vangst wordt automatisch gekoppeld aan de man op de oever.

De leerling die hem het meest liefheeft zegt tegen Petrus dat het 'de Heer' is. En nu herkennen we de Petrus van vroeger weer. Ontstuimig en impulsief springt hij in het water om toch maar als eerste bij Jezus te zijn. Al de rest is vergeten, ook het feit dat hij hem eerst niet had erkend. Toch is het vreemd dat dit verhaal geen gewag maakt van een uitbundige begroeting tussen Jezus, Petrus en de anderen. Neen, heel rustig en sereen wacht Jezus hen op met brood en vis en gaan ze samen ontbijten. Van wanhoop en moedeloosheid is ineens geen sprake meer. Hun Heer is terug, alsof hij nooit is weggeweest. Als gastheer nog wel, alhoewel het er bij het begin van het verhaal op leek, dat hij te gast wou zijn bij de vissers.
Niet voor het eerst deelt hij met hen brood en vis. Wie ook maar een beetje thuis is in de evangeliën, voelt wat ermee gezegd wil worden: de Heer is aanwezig, hij is daadwerkelijk in ons midden, ook als we hem niet onmiddellijk herkennen.

Die bemoedigende boodschap hadden de eerste christenen nodig in die moeilijke periode van vervolgingen, van letterlijk en figuurlijk een ondergrondse Kerk. Vaak herkennen we hem niet, maar toch is hij er, hij laat zijn mensen niet in de steek. En dat geldt ook voor ons vandaag.

Hierbij aansluitend dan het tweede  verhaal. Wat schept er beter een goede atmosfeer voor een serieus gesprek, dan samen eten? Petrus voelt zich duidelijk terug goed in zijn element bij Jezus, net alsof er geen lijden, verraad en kruisdood, geen twijfel en wanhoop was geweest. Het is zo puur menselijk. Nu het goed is, telt alleen het hier en nu. Dat Jezus hem op dat moment vraagt of hij hem liefheeft, verbaast Petrus in eerste instantie niet. Maar als die vraag driemaal gesteld wordt, dan gaat er bij Petrus toch wel een belletje rinkelen. En nog niet weinig ook. Plots voelt hij zich weer heel onzeker. Zijn bravoure is hij weer helemaal kwijt. Hij wordt gewaar dat het niet zomaar een vraag is, waar een evident antwoord op volgt.

Jezus dringt aan om de draagwijdte van de consequenties goed tot Petrus te laten doordringen. Als hij een engagement vraagt, wil hij er Petrus én ook ons op wijzen dat daar - op zijn zachtst gezegd - ook vaak heel wat onplezierige kanten aan vastzitten. M.a.w. hij wil niet dat wij in een soort euforie toezeggingen doen, die we ons later beklagen omdat het niet altijd rozengeur en maneschijn is.

Toch vertrouwt Jezus zijn Kerk toe aan Petrus. Petrus, allesbehalve een heilige op dat moment, geen volmaakte maar een doodgewone man, met zijn goede en minder goede kanten. Jezus geeft hém de verantwoordelijkheid over zijn Kerk, een Kerk van mensen, die met vallen en opstaan willen leven naar zijn voorbeeld.

Dit was de tweede boodschap van dit evangelie aan de eerste christenen, maar ook aan ons: Jezus vertrouwde zijn Kerk toe aan een allesbehalve perfecte mens. Iemand die zo typisch gewoon-menselijk was, met zijn ups en downs, maar die, als hij zijn Heer herkent, alles voor hem wil doen.

Dat is de maatstaf voor Jezus. Hij vraagt van zijn Kerk en haar leiders geen volmaaktheid, toen niet en nu niet, maar wel een weloverwogen engagement door dik en dun, ook al is het met vallen en opstaan.

 

Gerda Van Hecke- Huys


IK WIL WEL KOMEN, HEER

Ik wil wel komen, Heer
maar of ik U kan volgen
weet ik niet.
Uw ritme van leven
is immers gans anders
dan het mijne.

Ik wil wel komen, Heer
maar of ik alles achterlaten kan,
weet ik niet.
Uw kijk op de dingen
is immers veel radicaler
dan de mijne.

Ik wil wel komen, Heer
maar of ik echt liefhebben kan,
weet ik niet.
Uw liefde om de mensen
is immers veel ruimer
dan de mijne.

Ik wil wel komen, Heer
maar of ik trouw kan blijven,
weet ik niet.
Uw woord van trouw
is goddank veel sterker
dan het mijne.

(Lambert Van Herk en Denise Nickman)

    top    lijst