Preek van de week
|
|||
Liturgische kalender | |||
Prekenlijst | Uw commentaar |
Een beetje farizeeër en een beetje tollenaar
"Ik verzeker jullie dat deze man
gerechtvaardigd naar huis ging, We zouden kunnen beginnen met een klein
experiment. U krijgt allemaal een stukje papier en een potlood en u schrijft op
dat papiertje een F. of een T., naargelang uw sympathie uitgaat naar de
farizeeër of de tollenaar van de parabel. De papiertjes worden ingezameld en ik
tel ze vlug. Ik denk dat de uitslag voorspelbaar is. Er zouden zeker meer
briefjes zijn met een T. dan met een F. Want wie kan nu sympathie opbrengen voor
een farizeeër? Ik lees in de dikke Van Dale: 'Farizeeër: iemand die zich
schuldig maakt aan zelfverheffing op zedelijk gebied, schijnheilige, huichelaar,
femelaar'. Maar zo simpel is het niet. Zo
gemakkelijk komen we met het evangelie niet klaar. Laten we eerst duidelijk
stellen: die farizeeër is geen schijnheilige huichelaar, hij is een vrome
kerkgetrouwe gelovige, zoals u die hier regelmatig eucharistie komt vieren. Elke eucharistieviering beginnen we met
een schuldbekentenis en een gebed om vergeving. In de joodse godsdienst bestond
ook zoiets. Zij noemden het de tempelliturgie. Bij de profeet Ezechiël staat te
lezen: "Wie leeft volgens mijn voorschriften en nauwgezet mijn geboden
onderhoudt, zo iemand is rechtvaardig. Hij zal leven, zo luidt de godsspraak van
Jahwe." Vóór ze de tempel binnengingen voor de eredienst, baden joodse
gelovigen een stuk uit psalm 118, als een soort gewetensonderzoek. Ik citeer uit
die psalm: "Ja, dit is de poort van Jahwe, de rechtvaardigen mogen er
binnengaan. Ontsluit me de poorten der gerechtigheid, laat me binnengaan en u
loven, Jahwe mijn God. Ik loof u dat u me hebt verhoord." Zo bidt ook de
farizeeër. Hij onderzoekt zijn geweten en hij mag besluiten: Ja, ik leef
volgens Gods voorschriften en ik onderhoud nauwgezet zijn geboden. Ja, ik mag de
tempelpoort binnengaan. Is hij daar trots op? Misschien wel, en
misschien is dat zijn vergissing. Maar ik wil erop wijzen dat hij begint met God
te danken. Hij erkent eerst dat hij zijn gerechtigheid aan God heeft te danken.
Hij is het die hem heeft gerechtvaardigd. Mag hij dan God niet danken omdat hij
niet is zoals andere mensen, b.v. de tollenaar helemaal achteraan in de tempel,
aan wie het niet gegund is zich te mogen rechtvaardigen? Men kan niet zeggen dat
het gebed van de farizeeër onoprecht is. Tollenaars waren beambten die voor de
overheid belastingen moesten innen. In de tijd van Jezus was dat de Romeinse
bezetter. Ze kregen een bepaald gebied toegewezen en moesten ervoor zorgen -
hoe, dat was hun eigen zaak - dat vanuit dit gebied een bepaalde geldsom aan de
overheden werd afgedragen. Het overschot van de geïnde belastingen was hun
broodwinning en het spreekt dan vanzelf dat ze zich inspanden voor een zo groot
gelijk overschot. U begrijpt dat tollenaars bij het volk niet erg geliefde
personen waren. In hedendaagse termen zouden we hen kunnen noemen: profiteurs en
op de koop toe collaborateurs met de vreemde bezetter. De farizeeërs waren een religieuze
groepering. Ze maakten volle ernst met hun godsdienst. Onder de bezetting van de
vreemde heersers bleven ze trouw religieus, ze legden zich toe op de naleving
van Gods wetten en stonden bij het gewone volk in hoog aanzien omdat ze niet
meededen met de Saduceeën die met de Romeinse bezetter al te zeer onder één
hoedje speelden. Kijken we nu even naar de tollenaar.
Ook zijn gebed is oprecht. Hij weet dat hij niet gerechtigd is om de tempel
binnen te gaan. Hij doet het dan ook niet. Hij bidt zeer eenvoudig: "God,
ik beken dat ik een zondaar ben, maar wees me alstublieft genadig. Het besluit
van het verhaal luidt dan ook niet: de tollenaar gaat gerechtvaardigd uit de
tempel terug naar huis. Nee: hij wordt ge-rechvaardigd, d.w.z. hij
verkrijgt vergiffenis, maar rechtvaardig zal hij pas worden als hij in het
vervolg zijn belastingen op een eerlijke manier gaat innen en als hij
terugbetaalt wat hij de mensen heeft afgeperst. Naar wie gaat onze sympathie: naar de
gelovige die zich inspant om trouw volgens zijn geloof te leven en God dankbaar
is omdat hem dat ook redelijk goed lukt; of naar de lakse gelovige die met de
regels van de rechtvaardigheid een loopje heeft genomen maar daaraan een slecht
geweten overhoudt? Het antwoord zal wel zijn: naar alle twee een beetje, want we
herkennen onszelf deels in de farizeeër, maar ook voor een deel, misschien voor
een klein of misschien toch eerder voor een groot deel, in de tollenaar. Maar de belangrijkste vraag moet nu nog
komen. Ze betreft de conclusie van het verhaal. De farizeeër ging niet
gerechtvaardigd naar huis. Zoals zeer veel parabels heeft dit verhaal een punt
met een scherpe weerhaak, een tegendraadse strekking. Denk aan de verloren zoon,
aan de werkers van het elfde uur, de onrechtvaardige rentmeester. Telkens luidt
de boodschap: God is niet zoals we spontaan denken dat Hij is. U hoorde het ook
in de eerste lezing uit de wijsheid van Jesus Sirach: God luistert naar het
pleit van de verdrukte, hij wijst het gezucht van de wezen niet af, en ook niet
van de weduwe die blijft klagen. Is de God die Jezus openbaart een
partijdige God? Ja, in zekere zin wel. Hij kiest partij voor hen die Hem het
meest nodig hebben. En dat zijn niet de rechtvaardigen, die hebben geen bekering nodig, het zijn niet de gezonde mensen, die hebben geen dokter nodig. Het
zijn de de tollenaars, de publieke vrouwen, de zondaars, de armen en de
sukkelaars. Omdat God God is, is hij bij machte
vergiffenis en genade van bekering te schenken. Wij zijn maar mensen. Maar Jezus
houdt zijn volgelingen een vreselijk radicaal voorschrift voor ogen. "Wees
volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is." Waarschijnlijk is
vergiffenis schenken, en nieuwe kansen bieden, het meest goddelijke en het
moeilijkste dat mensen kunnen presteren. Eigenlijk nemen we een verschrikkelijk
risico iedere keer als we het Onze Vader bidden. Wij vragen: 'Vergeef ons onze
schuld, zoals ook wij hen vergeven die bij ons in de schuld staan.' Als ik
helemaal oprecht ben, zou ik veel liever bidden: "God, vergeef me mijn
schuld, maar meet niet met mijn menselijke maat. Vergeef me asjeblief veel
méér dan ik, och arme, in staat ben anderen te vergeven. Ik kan u als besluit alleen maar
toewensen, goede vrienden, dat u in staat mag zijn het Onze Vader zo dikwijls
mogelijk oprecht te bidden zoals het er letterlijk staat. Suggestie van voorbeden Voor de mensen die ons besturen: Voor de zwakste mensen in onze
samenleving: Voor angstige en twijfelende mensen: Voor verharde en verbitterde mensen: Voor ieder van ons, voor allen hier
aanwezig: Heer, onze God, geef ons de nodige
kracht, opdat wij nooit ophouden U te zoeken en het niet moe worden op U te
wachten. B.J. De Clercq o.p. |
|||||