"Bovendien,
ook Elisabet, uw verwante, is op haar oude dag zwanger van een
zoon. Ze gold als onvruchtbaar, maar ze is al in haar zesde
maand." (Lucas, 1:36)
Uit
deze woorden van de engel tot Maria zou men kunnen afleiden dat
Johannes ongeveer zes maanden ouder was dan Jezus. Zes maanden
vóór de nacht van 24/25 december, dat brengt ons bij 24 juni. Op
deze datum viert de Kerk het geboortefeest van Johannes de Doper.
Voor de meesten van ons is De Doper een beetje een randfiguur.
Maar in het verleden lag dat duidelijk anders. Aan die traditie
houdt de kerkelijke liturgie vast, zo sterk zelfs, dat, wanneer
zoals dit jaar 24 juni op een zondag valt, de lijn van het
kerkelijk jaar onderbroken wordt om de figuur van Johannes de
Doper in de schijnwerpers te plaatsen.
Die belangstelling voor Johannes heeft haar wortels in de Schrift.
Jezus zegt op een bepaald ogenblik dat, van alle mensen die uit
een vrouw geboren zijn, niemand groter is dan Johannes (Mt. 11:11;
Lc. 7:28). Door dat woord liet Lucas zich inspireren bij het
schrijven van de eerste hoofdstukken van zijn evangelieverhaal,
het bekende kindheidsevangelie.
Dat
kindheidsevangelie bestaat uit zeven taferelen. Het eerste is de
aankondiging van de geboorte van Johannes aan Zacharias. Die lacht
de engel uit want zijn vrouw, die nooit kinderen heeft kunnen
krijgen, is daarvoor intussen veel te oud. Voor zijn ongeloof
wordt Zacharias met stomheid geslagen.
Dan volgt de aankondiging van de geboorte van Jezus door de engel
Gabriël aan Maria.
Het derde tafereel beschrijft de ontmoeting tussen beide
aanstaande moeders en tussen de beide Godskinderen, want Lucas
laat Johannes reeds in de moederschoot opspringen van vreugde toen
hij Jezus ontmoette.
Het vierde en vijfde tafereel vormen een tweeluik: de geboorte van
Johannes en de geboorte van Jezus.
Daarna volgen nog twee verhalen over het kind Jezus: de opdracht
in de tempel en de twaalfjarige temidden van de rabbijnen in de
tempel.
Het evangelie
dat dit weekeinde wordt gelezen is het vierde van die
zeven taferelen: het verhaal van de geboorte van Johannes.
De hoofdaandacht
gaat daarin naar de naamgeving van het kind. Familieleden en buren
dringen aan dat de eerstgeboren zoon, naar klassiek Joods gebruik,
genoemd wordt naar zijn vader: Zacharias jr. Maar Elisabet en haar
stemloze echtgenoot houden het been stijf: hij zal Johannes heten.
Die naam was voor hen zo belangrijk omdat die - zoals heel vaak
het geval is met Bijbelse namen - een boodschap bevat. Johannes is
hebreeuws en betekent letterlijk: Jahweh is genadig, God is
barmhartig.
God is barmhartig
omdat hij een oude levensdroom van Elisabet in vervulling deed
gaan door haar op haar oude dag alsnog een zoon te schenken.
Maar de boodschap over Gods barmhartigheid heeft nog een diepere,
profetische betekenis. Als blijkt dat Zacharias zijn stem
terugkrijgt zodra vaststaat dat het kind Johannes zal heten,
begrijpen ook de omstanders dat er iets bijzonders aan de hand is,
dat die naam aankondigt dat dit kind een begenadigd kind is, dat
het zal uitgroeien tot instrument van Gods genadigheid. En, gaat
de tekst verder: "Ieder dacht er over na en vroeg zich af
'wat zal er worden van dit kind?', want blijkbaar rust de hand van
de Heer op dit kind."
Het zal duidelijk
zijn dat onze evangelist hier geen historisch relaas schetst maar
dat hij het geheel gecomponeerd heeft met een duidelijke
bedoeling.
Lucas wil beklemtonen dat Johannes een religieuze reus is, iemand
die, religieus gezien, boven het gewoon menselijke uitstijgt. Zo
iemand kan niet 'zomaar' uit mensen voortkomen: het kan niet
anders dan dat Johannes door God zelf tot Godsman bestemd werd,
dat hij van het begin af aan een godskind was.
Om zijn lezers
dat buiten-het-gewone duidelijk te maken construeert Lucas een
geboorteverhaal met buiten-gewone trekjes:
- Hij laat Johannes geboren worden uit een onvruchtbare vrouw; -
de ongelovige Zacharias wordt met stomheid geslagen tot hij bereid
is zijn vaderrol werkelijk op te nemen;
- Hij laat de geboorte aankondigen door een engel, die het kind
van Godswege een naam geeft. Via die naam laat God weten dat Hij
Johannes nodig heeft om zijn barmhartigheid aan zijn volk
zichtbaar te maken.
Toch is er nog
iets vreemds aan de hand. Uit wat we later vernemen blijkt dat wat
Johannes verkondigde lang niet zo menslievend en barmhartig klonk.
Hij komt over als een man die bezeten is van het komende oordeel,
een vernietigend oordeel voor al wat kwaad is. Wat niet deugt zal
met tak en wortel worden uitgeroeid. "De bijl ligt al aan de
wortel van de boom" riep hij (Lc 3,9) God zal brandhout maken
van de onrechtvaardigen, de oneerlijken en van hen die geen
solidariteit betonen met hun medemensen. De enige kans om dat
oordeel goed te doorstaan is bekering, gesymboliseerd door de doop
in de Jordaan.
Met zijn harde en
strenge taal schaart Johannes zich in de rij van
oud-testamentische profeten. Maar tegelijk is hij de
overgangsfiguur. Want hij kondigt aan dat na hem, iemand komt
tegenover wie hij zich niet waardig voelt de riem van zijn
sandalen los te maken (Lc. 3,16). Zijn prediking bracht ook Jezus
tot bekering, tot de doop in de Jordaan. Door die gebeurtenis werd
Jezus zich bewust van zijn zending. Hij predikte geen hel en
verdoemenis, maar zegt: "De nieuwe tijd is aangebroken. Het
Koninkrijk Gods is midden onder u. De toekomst van het Rijk Gods
wordt onder de mensen zichtbaar: lammen lopen, doven horen,
blinden zien en doden leven."
Johannes zelf
verschijnt dus niet als toonbeeld van Gods barmhartigheid, maar
hij heeft er in hoge mate toe bijgedragen dat Gods menslievendheid
in Jezus zichtbaar kon worden. Hoe belangrijk ook, Johannes blijft
ondergeschikt aan de Jezusfiguur.
Ook dat vinden we
reeds terug in het kindheidsevangelie: Lucas plaatst de
menswording van Jezus en die van Johannes tegenover elkaar en
daaruit blijkt duidelijk - ook al wordt het niet met zoveel
woorden gezegd - èn de belangrijkheid van de Doper èn dat de
Doper de mindere is van de Jezus. Denk maar aan het feit dat er
twee taferelen meer gewijd zijn aan Jezus; aan de manier waarop
Johannes in de moederschoot Jezus begroette. Ook de houding van Elisabet
tegenover Maria laat diezelfde ongelijke verhouding zien: de oude
wijze vrouw feliciteert haar jonge nichtje, want die zal het kind
baren dat aan de heilsgeschiedenis een nieuwe wending zal geven.
Johannes
was de man, die het terrein moest voorbereiden; daardoor kon in
Jezus Gods mededogen met de mensen zichtbaar worden.
Aan ons de taak om die menslievendheid Gods handen en voeten te
geven, iedere dag opnieuw.
Marc Christiaens o.p.
(Schilde)
|