Als Jezus een parabel wil vertellen, gaat hij
telkens op dezelfde manier te werk. Hij neemt een echt gebeurde
geschiedenis als uitgangspunt, weeft er een eigen vertelling rond en
gebruikt die om de mensen iets te leren. In de gelijkenis van een
rechter en een weduwe, is de strekking van de lering, dat wij moeten
blijven bidden en de moed niet opgeven.
Het feitelijke gebeuren kan er ongeveer als volgt
hebben uitgezien. De plaatselijke rechter in een bepaald stadje laat
zich aan niemand iets gelegen liggen en vreest God niet. Eigenlijk wil
dit zeggen dat hij zijn werk niet goed doet. Dit is zeer pijnlijk,
want rechters moesten altijd optreden in de naam van God en alleen
voor God hun rechtspraak verantwoorden. Gods recht verschaffen aan
misdeelden en rechtelozen was hun belangrijkste opdracht. Een weduwe
in dat stadje overwint haar angst en blijft haar zaak bij die rechter
bepleiten. Hij moet haar aan haar recht tegenover haar tegenpartij
helpen. Maar de rechter heeft er geen oren naar en de weduwe, moe
getergd en kwaad, geeft hem een klap in het gezicht. Je kunt je
inbeelden hoe de rechter daarna rondloopt in het stadje... met een oog
blauw geslagen door een vrouw. Het verhaal doet vlug de ronde, en de
gehate man wordt door iedereen uitgelachen. O zoete wraak van al wie
ooit geleden heeft onder zijn corruptie of terreur.
Jezus bouwt deze anekdote om tot een eigen verhaal.
Hij handhaaft de twee hoofdfiguren. Er is de slechte rechter en er is
de volhardende weduwe. Maar omwille van de 'moraal' verloopt het
verhaal enigszins anders. De slechte rechter helpt hier de weduwe vlug
aan haar recht, niet vanuit zijn rechterlijke en godsdienstige plicht,
maar uit schrik dat de weduwe hem een dreun zou geven. Hij is
dan ook vlug van haar af.
Als een echte rabbi koppelt Jezus hieraan zijn
lering, in de bekende stijl van "hoe veel te meer dan". Hij
redeneert: als een slechte rechter zich door herhaald aandringen al
laat vermurwen om een minderwaardige reden, zou God (de goede rechter)
ons dan geen recht verschaffen om een meerwaardige reden? Hij houdt
immers van ons en noemt ons zijn uitverkorenen, reden waarom wij dag
en nacht tot Hem om hulp kunnen roepen. Als wij blijven vertrouwen en
geloven, luistert God welwillend naar ons. Hij zal ons niet vergeten
als wij standvastig blijven bidden en de moed niet opgeven.
Ik heb echter wel moeite met dat bidden, want God
is ver en zwijgt. De ellende van zoveel mensen, mijn eigen lijden: het
stelt mijn vertrouwelijkheid met God zwaar op de proef. Soms denk ik
aan de aangrijpende woorden van de dichter Leo Vroman: "Snik
maar, want van hier tot God snikt niemand om ons lot, niemand, niemand." Nood leert bidden, zei mijn moeder altijd. Maar
nood roept bij mij ook een wrang gevoel van machteloosheid op, van
snikken. Het is alsof de woorden die ik biddend tot God richt, op mij
terugvallen zonder dat ze door God gezegend zijn. In elk geval, dat
het gebed mijn verantwoordelijkheid niet wegneemt, daarvan ben ik
steeds meer doordrongen geraakt. Maar met dit groeiend besef verdween
het bidden steeds meer naar de achtergrond. En ik maak me vaak
inwendig de bedenking: als je dan toch zelf het meeste moet doen aan
die nood, waarom zou je dan nog bidden?
Misschien omdat we zelf zoveel moeten doen, is het
bidden en vooral het smeekgebed zo belangrijk. Tot God je smeekbeden
en je voorbeden richten wil dan zeggen: ik kan niet leven zonder de
Bron van mijn leven. Ik kan niet opkomen voor anderen zonder de
oorsprong van alle vrede en geluk. Ik kan niet echt liefhebben zonder
de impulsen van Hem die de Liefde is. Daarom wil ik afgestemd blijven
op de innerlijke stem van God. Bidden wordt dan eigenlijk een
levenshouding. Onze woorden worden dragers van het luisterend
verlangen naar die innerlijke stem van God. Daarom mogen we onze
gebedstaal nooit verliezen, want daarin is zoveel hoop en verwachting
opgeslagen naar een beter, ander leven. In de gebedstaal ontwaakt de
mens in de mens. Het gebed slaat een wak in mijn verstikt bestaan. En
het verlangen naar de innerlijke stem van God, naar het andere leven,
is er ook als woorden tekortschieten, ook als wij geen woorden kunnen
vinden. Juist dan horen wij de stilte van God in ons. En die is altijd
werkzaam.
Maar de liturgie gaat vandaag nog een stapje
verder. Het gaat ook over volharding. Ik vraag me wel eens af, hoe
houden mensen het vol? Wat drijft ons om ondanks vele negatieve
ervaringen door te gaan? De eerste lezing geeft een antwoord:
Mozes laat zich ondersteunen door Aäron en Chur. Ze leggen een steen
onder hem, zodat hij kan gaan zitten, en ondersteunen zijn handen,
ieder aan een kant. Zo kunnen zijn handen biddend gestrekt blijven in
trouw en betrouwbaarheid. Blijven geloven, bidden, christelijk leven:
je kunt het niet alleen.
Bernard de Cock
o.p.