Preek van de week
Liturgische kalender
  Prekenlijst Uw commentaar

   forum    webmeester

 

   

Blijven bidden

21 oktober 2001 (29ste zondag – Exodus, 17:8-13; Lucas, 18:1-8)

 

"Zou God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem om hulp roepen en naar wie Hij welwillend luistert? Ik verzeker jullie dat Hij hun spoedig recht zal doen."


Als Jezus een parabel wil vertellen, gaat hij telkens op dezelfde manier te werk. Hij neemt een echt gebeurde geschiedenis als uitgangspunt, weeft er een eigen vertelling rond en gebruikt die om de mensen iets te leren. In de gelijkenis van een rechter en een weduwe, is de strekking van de lering, dat wij moeten blijven bidden en de moed niet opgeven.

Het feitelijke gebeuren kan er ongeveer als volgt hebben uitgezien. De plaatselijke rechter in een bepaald stadje laat zich aan niemand iets gelegen liggen en vreest God niet. Eigenlijk wil dit zeggen dat hij zijn werk niet goed doet. Dit is zeer pijnlijk, want rechters moesten altijd optreden in de naam van God en alleen voor  God hun rechtspraak verantwoorden. Gods recht verschaffen aan misdeelden en rechtelozen was hun belangrijkste opdracht. Een weduwe in dat stadje overwint haar angst en blijft haar zaak bij die rechter bepleiten. Hij moet haar aan haar recht tegenover haar tegenpartij helpen. Maar de rechter heeft er geen oren naar en de weduwe, moe getergd en kwaad, geeft hem een klap in het gezicht. Je kunt je inbeelden hoe de rechter daarna rondloopt in het stadje... met een oog blauw geslagen door een vrouw. Het verhaal doet vlug de ronde, en de gehate man wordt door iedereen uitgelachen. O zoete wraak van al wie ooit geleden heeft onder zijn corruptie of terreur.

Jezus bouwt deze anekdote om tot een eigen verhaal. Hij handhaaft de twee hoofdfiguren. Er is de slechte rechter en er is de volhardende weduwe. Maar omwille van de 'moraal' verloopt het verhaal enigszins anders. De slechte rechter helpt hier de weduwe vlug aan haar recht, niet vanuit zijn rechterlijke en godsdienstige plicht, maar uit schrik dat de weduwe hem een dreun zou geven. Hij is dan ook vlug van haar af.
Als een echte rabbi koppelt Jezus hieraan zijn lering, in de bekende stijl van "hoe veel te meer dan". Hij redeneert: als een slechte rechter zich door herhaald aandringen al laat vermurwen om een minderwaardige reden, zou God (de goede rechter) ons dan geen recht verschaffen om een meerwaardige reden? Hij houdt immers van ons en noemt ons zijn uitverkorenen, reden waarom wij dag en nacht tot Hem om hulp kunnen roepen. Als wij blijven vertrouwen en geloven, luistert God welwillend naar ons. Hij zal ons niet vergeten als wij standvastig blijven bidden en de moed niet opgeven.

Ik heb echter wel moeite met dat bidden, want God is ver en zwijgt. De ellende van zoveel mensen, mijn eigen lijden: het stelt mijn vertrouwelijkheid met God zwaar op de proef. Soms denk ik aan de aangrijpende woorden van de dichter Leo Vroman: "Snik maar, want van hier tot God snikt niemand om ons lot, niemand, niemand." Nood leert bidden, zei mijn moeder altijd. Maar nood roept bij mij ook een wrang gevoel van machteloosheid op, van snikken. Het is alsof de woorden die ik biddend tot God richt, op mij terugvallen zonder dat ze door God gezegend zijn. In elk geval, dat het gebed mijn verantwoordelijkheid niet wegneemt, daarvan ben ik steeds meer doordrongen geraakt. Maar met dit groeiend besef verdween het bidden steeds meer naar de achtergrond. En ik maak me vaak inwendig de bedenking: als je dan toch zelf het meeste moet doen aan die nood, waarom zou je dan nog bidden?

Misschien omdat we zelf zoveel moeten doen, is het bidden en vooral het smeekgebed zo belangrijk. Tot God je smeekbeden en je voorbeden richten wil dan zeggen: ik kan niet leven zonder de Bron van mijn leven. Ik kan niet opkomen voor anderen zonder de oorsprong van alle vrede en geluk. Ik kan niet echt liefhebben zonder de impulsen van Hem die de Liefde is. Daarom wil ik afgestemd blijven op de innerlijke stem van God. Bidden wordt dan eigenlijk een levenshouding. Onze woorden worden dragers van het luisterend verlangen naar die innerlijke stem van God. Daarom mogen we onze gebedstaal nooit verliezen, want daarin is zoveel hoop en verwachting opgeslagen naar een beter, ander leven. In de gebedstaal ontwaakt de mens in de mens. Het gebed slaat een wak in mijn verstikt bestaan. En het verlangen naar de innerlijke stem van God, naar het andere leven, is er ook als woorden tekortschieten, ook als wij geen woorden kunnen vinden. Juist dan horen wij de stilte van God in ons. En die is altijd werkzaam.

Maar de liturgie gaat vandaag nog een stapje verder. Het gaat ook over volharding. Ik vraag me wel eens af, hoe houden mensen het vol? Wat drijft ons om ondanks vele negatieve ervaringen door te gaan? De eerste lezing geeft een antwoord: Mozes laat zich ondersteunen door Aäron en Chur. Ze leggen een steen onder hem, zodat hij kan gaan zitten, en ondersteunen zijn handen, ieder aan een kant. Zo kunnen zijn handen biddend gestrekt blijven in trouw en betrouwbaarheid. Blijven geloven, bidden, christelijk leven: je kunt het niet alleen.

Bernard de Cock o.p.