We kennen de helden van deze tijd. Echte en vermeende
helden; helden van daad en helden gemaakt (door de media); helden voor altijd
(elke gemeente heeft wel een monument om hen te gedenken, de helden van de grote
oorlog); helden van één moment die zo diep vallen als hun standbeeld hoog was.
Het heldendom kan vasthangen aan één daad. In die zin maakt de gelegenheid
soms ook de held; heldendom vraagt veel moed, een opstoot van adrenaline ook,
een ingeving van het moment.
Jonge mensen dromen van heldendaden, meer dan ouderen die te weten gekomen zijn
dat veel dromen niet meer dan narcistische eigen-wensen-droompjes zijn. In die
zin is het maar goed ook dat veel dromen niet uitkomen.
Alle heiligen
Heiligheid en heldendom hebben niet veel
gemeen.
Heilige mensen dragen vaak geen greintje heldenmoed in zich; het zijn geen
helden van één daad. En waar helden gemaakt worden door diegenen die hen
uitroepen tot held,zijn de meeste heilige mensen dat op een heel stille en
ongekende manier.
Waar de held iets buitengewoons doet dat hem tot held maakt doet een heilige
mens juist niets bijzonders; of beter gezegd: een heilige doet het doodgewone op
een buitengewone manier.
Naar een held kijk je op, je applaudiseert, je wenst hem of haar proficiat… In
de nabijheid van een heilige mens word je stil en denk je bij jezelf: God, zo
een groot geloof als deze mens heeft, heb ik zelf niet. God geef me meer geloof.
Een held kan je worden op slag, heilig is men nooit, men wordt het een beetje
met een keer… Een held word je hoog op een berg, diep in ’t water, doorheen
een vlammenzee, in een spaceshutle, … een heilige word je in de keuken en de
living, achter de bureau of de machine, op een paar vierkante meter …
Natuurlijk zijn er heiligen die heldendaden hebben verricht en zeker zijn er
helden die ook nog heilige mensen waren, maar door de band heeft heiligheid
weinig uitstaans met heldendom.
Op Allerheiligen toont de kerk zich op
haar best: ze gedenkt kleine mensen en steekt ze in de hoogte. Zo maakt ze waar
wat ze gelooft en steeds luid verkondigt: dat God houdt van mensen die in hun
gewoon bestaan gewoon het goede doen.
Vandaag erkennen wij het wonder van alle vaders en moeders die het normaal
vonden voor hun kinderen te zorgen.
Vandaag zeggen wij dat er poëzie steekt in het leven van die mensen die nooit
een gedicht maakten; dat er muziek steekt in het leven van al die mensen die
nooit een lied hebben gecomponeerd; we danken God voor al die mensen die niet
leefden van glorie en ook niet voor glorie.
We danken God omdat mensen geen heldendaden moeten presteren om heilig te worden
maar dat het kan in poetsen en zorgen, in treuren en lachen, in wassen en koken,
en voeren en halen, in alles wat mensen voor anderen doen.
Die nu rusten van hun werken, zij spreken
en getuigen nog om ons geloof te sterken; dat wij de weg ten einde lopen,
verbonden met dat éné heilige volk dat verder trekt in liefde en in hope. Komt
zingen wij tezamen met alle heiligen…
Jeroen Claerhout