Preek van de week



Preek  van de week
  Kalender
'Katholiek, maar niet fanatiek'
(13de zondag, 1 juli - I Kon., 19:16.19-21, Luc., 9:51-62)

"Laat me eerst afscheid nemen van mijn vader en mijn moeder, dan zal ik u volgen - Ga maar weer terug, heb ik je soms tot iets verplicht?" (I Koningen, 19:20) - "Heer, sta me toe eerst mijn vader te gaan begraven. - Laat de doden hun doden begraven; u moet het koninkrijk van God gaan verkondigen." (Lucas, 9:59 v.)


Ooit hoorde ik in Rome de volgende anekdote vertellen. Een pastoor kwam een van zijn parochianen tegen, een overtuigde onkerkse katholiek. Hij sprak hem daarover aan en vroeg: bent u eigenlijk nog wel katholiek? 'Si, si', antwoordde de man, 'sono cattolico, ma no fanatico'.

Kan je je echt goed katholiek blijven noemen als je niet een beetje fanatiek bent? De Schriftlezingen van dit weekeinde liegen er niet om. Elia de profeet eist van de man die bereid is in zijn dienst te komen dat hij onmiddellijk alles achterlaat. Dat doet Elisa dan ook, en hij neemt daarbij drastische maatregelen. Jezus duldt van iemand die hij roept om hem te volgen geen halfslachtigheid. Het is alles of niets. Je kunt hierop reageren met de bedenking: dat is geen boodschap voor mij. Ik wil helemaal geen profeet zijn zoals Elisa, en bij Jezus ging het om de volgelingen die hij uitzond om Gods koninkrijk te verkondigen, niet om gewone gelovigen. Wij, gewone katholieken, moeten het allemaal niet zo radicaal opvatten. Maar zo gemakkelijk kunnen we ons van het evangelie niet af maken. Er staan in het evangelie nog veel andere uitspraken met een erg radicale klank die zeker niet alleen voor Jezus' apostelen of de voltijdse verkondigers bedoeld waren.

"Laat de doden hun doden begraven." Het klinkt vreselijk hardvochtig, zo hardvochtig dat een normaal mens het verontwaardigd afwijst. Zo'n uitspraak kun je alleen ernstig nemen als je ze leest als een oproep waardoor je wordt aangesproken. Wie zich laat doordringen door het belang van het evangelie, keert zich af van het verleden. Wie door het evangelie van Gods rijk en zijn gerechtigheid gegrepen is, reikt over al wat dood is heen naar de belofte en de opdracht van het ware leven. Wie de schat heeft gevonden, hecht er zijn hart aan en laat al de rest achter zich.

Gedreven mensen kunnen zich zo totaal laten inpalmen door wat hen drijft dat ze blind worden voor al de rest. Ze zijn zodanig doordrongen van de waarheid die ze willen dienen dat ze geen meningen en gedragingen tolereren die met hun waarheid niet overeenstemmen. Onwaarheid - volgens hun definitie - zullen ze dan niet bestrijden door ertegen te argumenteren, maar door ze uit te roeien. Dat zijn, in de echte zin van het woord, fanatieke gelovigen. Ze zijn bereid hun leven te geven voor hun geloof, maar ze zullen ook niet aarzelen om er desnoods het leven van anderen aan op te offeren. Het zijn mensen die er niet voor terugschrikken over lijken gaan.

Jezus was een gedreven man, volledig in beslag genomen door zijn zending. Hij heeft zich eens erg boos gemaakt op de kooplui in de tempel en ze allemaal buitengejaagd. Johannes (2:17) noteert daarbij dat de leerlingen dit zagen als een toepassing van het psalmvers: "De ijver voor uw huis zal mij verteren." Maar die ijver was geen ijverzucht. IJverzucht is een ziekte, zoals drankzucht. Jezus was allesbehalve een fanaticus en zeker niet bereid het leven van andere mensen aan zijn zending ondergeschikt te maken. Uitgerekend in het verhaal over de radicale inzet die hij van zijn volgelingen vraagt, staat ook beschreven hoe hij twee apostelen die toegaven aan ijverzucht op hun nummer heeft gezet. Hij verbood hen te bidden om vuur uit de hemel dat de Samaritanen zou vernietigen omdat ze hem niet wilden ontvangen.

Fanatisme is ontsporing die alle godsdiensten teistert. Wij hebben de indruk dat religieus fanatisme vooral in andere godsdiensten om zich heen grijpt, maar ook in de geschiedenis van het christendom heeft het moordende effecten gehad.

Het ander extreem is relativisme. Misschien worden vooral christenen in een geseculariseerde cultuur zoals de onze hierdoor het gemakkelijkst aangetast. Alle godsdiensten zijn even waar, zegt men dan, en voor de mijne wil ik evenmin mijn hand in het vuur steken als voor die van anderen. Het voornaamste is dat je openstaat voor de werkelijkheid en de waarde van het religieuze, en hoe je dit verder invult doet er niet zo veel toe. Daar valt iets voor te zeggen. Maar wie deze houding aanneemt kan zich nog bezwaarlijk christen of katholiek blijven noemen. Want voor zo iemand geldt het evangelie niet meer als referentiepunt.


Religieus pluralisme bestond ook in de tijd en het milieu van Jezus, maar voor de joden had het geen recht van bestaan. Jezus mogen we tolerant noemen, vervuld van mededogen met mensen van alle strekkingen en gezindheden. Tolerant, maar niet in de zin waarin wij nu gewend zijn dit woord te verstaan. Dan kunnen we helemaal niet meer overweg met zijn oproep tot bekering en tot geloof in het rijk van God dat hij verkondigde. Christen gelovigen zien daarin een oproep om zichzelf telkens opnieuw te bekeren. Een oproep tot 'radicalisme': tot de wortels van hun geloof. Ze hebben het verleerd niet-christenen op te roepen tot bekering. Ze houden het bij het principe dat 'iedereen kan zalig worden in zijn eigen geloof'. Ze hebben vooral ook schrik voor fanatiek te worden versleten. Misschien niet ten onrechte, in zover fanatisme van één kant fanatisme van de andere kant oproept.

Van mijn kant zou ik zeggen: laten we de leefregel van de Italiaan omdraaien: niet fanatiek, maar wel katholiek. Met alle consequenties die eraan vastzitten.

B.J De Clercq o.p.

     top    lijst