"Denken
jullie dat ik ben gekomen om vrede te brengen op aarde? Neen, zeg
ik jullie, eerder verdeeldheid." (Lucas, 12:51)
In
de passage uit het Lucasevangelie die dit weekeinde wordt gelezen
treedt een andere Jezus naar voren dan die we gewend zijn. De
lezingen van de voorbije weken toonden hem als iemand die de
mensen steeds nabij was in alle omstandigheden van het leven;
iemand die genezing bracht, die wonderen van goedheid en liefde
verrichtte, die barmhartigheid bewees en die zei: 'Ik geef u mijn
vrede'.
De scherpe woorden die Lucas in de tekst die
vandaag wordt voorgelezen Jezus in de mond legt, passen
helemaal niet in het beeld van mildheid en mededogen dat we
meestel van Jezus koesteren. Want u zegt hij volgens Lucas dat hij
helemaal geen vrede komt brengen maar veeleer het tegendeel:
onenigheid, twist en ruzie en alles wat mensen uit elkaar drijft
en van elkaar scheidt. Heeft Lucas de werkelijkheid vertekend?
Lucas schreef zijn evangelie tegen de
achtergrond van de concrete moeilijkheden waarmee de vroege kerk
te maken had. Het was niet allemaal koek en ei. Onder de joden
was er verdeeldheid ontstaan omwille van Jezus de Messias. De
prediking van de apostelen riep van verzet op, o.a. bij de hoger
geplaatsten. Christenen werden vervolgd door Saulus en andere
fervente aanhangers van de Wet.
Zo gezien worden de harde woorden van Jezus
door de feiten bevestigd. Zijn prediking, zijn sterven en zijn
verrijzenis brachten onenigheid teweeg, meer zelfs dan vrede en
eenheid. Die tweespalt en die onvrede lagen helemaal niet in zijn
bedoeling, ze waren het normale gevolg van zijn optreden, van zijn
hele doen en laten.
Hij heeft bv. gezegd dat mensen te hulp komen
belangrijker is dan de sabbat onderhouden, dat barmhartigheid
metterdaad beter was dan alle offers. Zoiets kon toch niet, in elk
geval niet voor vrome joden. Aan de religieuze leiders heeft hij
gezegd dat ze wel graag geëerd en geprezen werden, maar intussen
de mensen ondraaglijke lasten oplegden. Dat is net een stap te
ver. En wat voor hen helemaal de deur dicht deed, was dat hij hen
bestempelde als wit gepleisterde graven.
Als je mensen en hun gedragingen zo duidelijk
bij hun naam noemt, zaai je onrust. Wie niet wat vrijblijvend
filosofeert over 'wie is nu eigenlijk mijn naaste?' en wat mooie
gespiegelingen weggeeft over de bloemen langs de weg en de vogels
in de lucht, wie 'geloven' niet voorbehoudt voor de tempel en de
sabbat maar het een werkwoord noemt dat je elke dag moet vervoegen
en ieder moment beleven en wie bijgevolg partij kiest voor zwakke
en machteloze mensen en opkomt voor recht en gerechtigheid, die
wordt een teken van tegenspraak.
En zo is Jezus inderdaad geworden wat van hem
is voorzegd: iemand die velen in Israël zou doen vallen en
opstaan (Lucas, 2:34). Hij maakte steeds duidelijker dat wat hij
zei en deed weerstanden opriep; dat zijn persoon en zijn
boodschap, hoe vredelievend ook bedoeld, in feite verdeeldheid
brachten.
Lucas wilde de christenen van de gemeenten van
zijn tijd duidelijk voor ogen houden dat wat zij meemaakten en te
verduren kregen een normaal gevolg was van hun trouw aan Jezus en
zijn boodschap. In onze tijd heeft ook iemand als Gandhi dit
moeten ervaren, en christelijke boegbeelden als Martin Luther King
en bisschop Romero, en met hen zoveel anderen met een minder
bekende naam. Mensen voor wie het christelijk geloof geen vrome
theorie bleef, maar een opdracht waar men zich met hart en ziel
moet voor inzetten.
Iedereen
juicht het evangelie toe, maar wie het metterdaad beleeft, stuit
vroeg of laat op weerstand, roept verdeeldheid op. Want altijd
zijn er mensen die zich bedreigd voelen: bedreigd in hun positie,
in hun aanzien, hun macht en bezit. Altijd gaan mensen zich te
kort gedaan weten, gekrenkt in hun rechten, verontrust in hun
gemakkelijk leventje. Dat was zo in de tijd van Jezus, in de tijd
van de apostelen en de christenen van de generatie van Lucas. Dat
was zo in de loop van de hele geschiedenis, tot op de dag van
vandaag.
Wat Lucas zijn hedendaagse lezers op het hart
wil drukken is: Jezus volgen is geen eenvoudige zaak die zomaar
door iedereen wordt onderschreven en toegejuicht. Christenen
kunnen niet altijd, overal en door iedereen worden geëerd en
geprezen.
Jan Arnouts o.p.