Preek van de week
Liturgische kalender
  Prekenlijst Uw commentaar

   forum    webmeester

Gewapend tegen catastrofen
18 november - 33ste zondag (Maleachi, 3:19-20. Lucas, 21: 5-19)

 

 

"Zie, de dag gaat komen, de dag die als een oven brandt. Al de hoogmoedigen, al wie boosheid bedrijft, zij allen worden stoppels, in brand gezet door de dag die gaat komen." (Maleachi, 3:19)
"Als u volhardt, zult u uw leven winnen." (Lucas, 21:19)


Deze homilie gaat over standvastigheid en volharding. Alleen als we volharden, zullen we ons leven winnen. We kunnen het ook verliezen. Het leven dat in de geciteerde uitspraak van Jezus wordt bedoeld is niet de onsterfelijkheid die aanvangt na de rampen die het evangelie beschrijft. Het is de kwaliteit waarvan we geloven dat ze inherent is aan het menselijk leven.

Niet iedereen maakt van zijn onsterfelijk leven iets dat de naam 'leven' ten volle waard is. Er zijn mensen die er een misbaksel van maken. Ik wil het niet hebben over boosdoeners, over hen die vervallen in een anti-menselijke levensstijl. Het gebeurt ook dat een menselijk leven op een heel andere manier een misbaksel wordt. Een leven dat stilaan verstikt in oppervlakkigheden, in verveling en onbenullige bezigheden, of in zelfbeklag en neurotische gevoeligheid. Een leven dat helemaal op zichzelf geconcentreerd is en voorbijgaat aan de diepe menselijke gevoelens van dienstvaardigheid en genegenheid.
Onder de onberoerde oppervlakte van conventie en ordelijkheid kan een leven stikken. Je hoort soms van jonge mensen die plots van huis weglopen. Of, veel dramatischer, die zich van het leven beroven. Niemand had het verwacht of voorzien. 'Wat heeft hem toch bezield?' vragen vader en moeder zich vertwijfeld af. Op dat moment van paniek komt het woord 'ziel' over hun lippen, een woord dat ze anders nooit gebruiken en alleen nog in de kerk horen uitspreken. Nu wordt het een woord voor een menselijk wezen dat hen dierbaar is.

Van paniek kunnen we vandaag meespreken. Paniek helpt soms om waarheden te ontdekken die anders vruchteloos om aandacht vragen. De kwetsbaarheid van alle menselijke verwezenlijkingen bijvoorbeeld, of de bedreigingen waaraan we onze gezondheid blootstellen. Paniek kan mensen van de wijs brengen. Maar ze kan ook tot wijsheid leiden. De profeet Maleachi en het evangelie van dit weekeinde spreken van de paniek die iemand kan overvallen als hij de voorspelling hoort over de komende 'dag des Heren', over de verwoesting van de tempel of het 'einde der tijden'. Als de aankondiging van Oordeelsdag door Maleachi bij iemand zodanig overkomt dat hij het besterft, heeft hij de boodschap die daarin vervat lig niet begrepen. Wie zich niet met standvastigheid en volharding heeft ingespannen om de wijsheid van God na te speuren, zal die dag niet zien aankomen als de 'dag des Heren'. Voor zo iemand zal het geen dag van hoop zijn, maar een doemdag.
De ondergang van de tempel hadden de lezers van Lucas met eigen ogen gezien. De gruwelen, de martelingen en de verwoestende brand waren mondgemeen in de eerste christelijke gemeenschappen. Voor een jood kon een dergelijke catastrofe niets anders betekenen dat het einde van het joodse volk. En voor joden was dat hetzelfde als het einde der tijden. Maar de boodschap aan de christenen luidde: 'Laat u niet van de wijs brengen!'

Wij laten ons vandaag niet meer van de wijs brengen door voorspellingen over een min of meer nabije ondergang van de wereld. De datum is al zo dikwijls verschoven. Ooit zal het misschien, of waarschijnlijk gebeuren, maar niet in onze tijd, of de tijd van onze kinderen of onze kleinkinderen. Veel verder reikt ons toekomstperspectief niet.
Maar er zijn bedreigingen die ons veel dieper raken. Een tijd geleden zag ik een televisieprogramma over kanker. Het was een gesprek van kankerpatiënten, geleid door kankerpatiënten. Ze wisselden hun ervaringen uit, ze ondervroegen elkaar. Bij de aanwezige toehoorders overheerste de vraag: hoe is het leven nog mogelijk als je met zekerheid weet, en het ook voelt, dat je weldra zult sterven? De kankerlijders getuigden van een leven met hoogten en laagten, met angsten en met hoop. Wat ze vooral duidelijk maakten, was dit: na dagen en weken van onzekerheid waren ze, eenmaal het verdict gevallen, hun leven anders gaan zien. Hun leven kreeg veel meer betekenis. Er was bij hen een innerlijke ommekeer gebeurd. Ze vochten niet tegen de kanker, ze vochten voor het leven. Dat was het besluit van het gesprek: ze klampten zich vast aan wat hen uit de diepte van henzelf bleef oproepen om voort te vechten. Ze hadden de kracht van de standvastigheid ontdekt.

Misschien zegt u: zulke verhalen zijn goedkope stemmingmakerij. Maar laten we alle hypothesen en voorspellingen over wat ons allemaal kan overkomen achter ons. Het einde van de wereld, een verwoestende kanker die ons kan treffen, het zijn onzekerheden. Maar er is de zekerheid van onze dood, die voor elk van ons het einde van de wereld betekent.

Is het niet heilzaam in onze tijd, waar het wetenschappelijk en technisch kennen en kunnen de grenzen altijd verder verleggen, de wezenlijke begrenzing van onze menselijkheid onder ogen te zien? En meteen ook de grenzen van wat mag en niet mag om het echte leven te kunnen bewaren? De roes van onze weelde kan ons de grenzen doen vergeten. De alsmaar groeiende wonderen van de techniek kunnen ons de valse zekerheid geven dat we onze begrensdheid mogen verwaarlozen. Staan we niet onder de bekoring de diepten van de menselijke ziel te laten verkommeren omdat we sneller genoegdoening vinden in altijd nieuwe sensaties en grotere prestaties, in de roes van snelheid en verdoving. En is dan voor mensen die daaraan toegeven de boodschap die in catastrofen en de angst van bedreigingen bevat ligt geen heilzame boodschap?

Hier gaan we inzien dat een mens die standvastig en volhardend gebouwd heeft aan zijn echte menselijkheid, die niet gevlucht is voor de hardheid van het leven, tegen zulke bedreigingen gewapend is. Hij wordt niet omver geblazen door gebeurtenissen die paniek zaaien. Misschien kent u de spreuk die zegt: 'Drinken doet een beetje zeer, maar nuchter leven nog veel meer'. Het klinkt een beetje cynisch, maar het is waar. Voor die pijn van het nuchtere leven mogen we niet op de loop gaan.

Elders in zijn evangelie citeert Lucas wat Jezus zei over iedereen die gehoor gaf aan zijn raad. Wie ernaar luistert en ernaar leeft, is als de man die zijn huis op de vaste rots bouwde. "Maar wie hoort en niet doet, lijkt op iemand die zijn huis zomaar op de grond bouwde, zonder fundering: de rivier beukte ertegen en meteen stortte het in, en dat huis werd één grote ruïne" (Lc., 6:49).

Alleen de standvastige trouw in de genegenheid, de toewijding, de dienstvaardigheid, bouwt een leven op dat tegen de beukende stormen bestand is. Telkens als we toegeven aan teergevoeligheid, terugvallen op zelfbeklag en moedeloosheid - kort samengevat: ons egoïsme - gaat het ondermijningswerk van ons leven zijn gang. Hoe sterk de ondermijning gewerkt heeft, komt dan misschien pas ten volle aan het licht als er een catastrofe losbreekt.

Voor wie standvastig gelooft, hebben niet de catastrofe en de dreigende ondergang het laatste woord. Het laatste woord heeft de hoop dat God ons leven blijft schenken, het ware leven, ondanks onze onwaardigheid, ondanks alles waarin we tekortschieten.

"Als u volhardt, zult u uw leven winnen."

J. Ketele o.p.