"
Jongen,
jij bent altijd bij me en alles van mij is ook van jou. We moeten
feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer
levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden." (Lucas,
15:31-32)
De
jongste broer in de parabel van de verloren zoon deed zijn vader veel
pijn: het was alsof hij voor hem gestorven was. In de passage uit het
boek Exodus die dit weekeinde wordt gelezen, wordt verhaald hoe het
volk Israël Jahwe diep griefde. Mozes moest zelfs tussenbeide komen
bij Jahwe. "Waarom Heer, uw toorn laten woeden tegen het volk dat
gij met grote kracht en sterke hand uit Egypte hebt geleid?" En
Jahwe zag af van het onheil waarmee hij zijn volk had bedreigd.
Het verhaal van de verloren zoon is veel sterker.
Niemand moet tussenbeide komen. De verloren zoon verwittigt zelfs de
vader niet, dat hij het weer goed wil maken. Maar als hij op weg gaat,
blijkt de vader het aan te voelen en door medelijden bewogen gaat hij
zijn zoon tegemoet.
De vader in het verhaal over de verloren zoon is
een menselijke uitbeelding van hoe God omgaat met mensen. Kunnen wij,
mensen, met elkaar omgaan zoals God met ons omgaat? Ligt het binnen
onze mogelijkheden om, naar een bekend woord van Oosterhuis, voor
elkaar zo goed als God te zijn? Het is een levenslange opdracht waarin
we nooit helemaal slagen. Maar wie gelooft in de liefde blijft het
altijd opnieuw en verder proberen. Het verhaal over de verloren zoon
toont ons wat die opdracht inhoudt.
Het verhaal toont twee grondkenmerken van de
hartsliefde. Ten eerste, dat een mens te gelijkertijd twee en zelfs
meer mensen met zijn volle hart kan beminnen. Tot de oudste zoon, die
bezwaren maakt tegen de gulheid van zijn vader voor de verlopen zoon,
zegt de vader: "Jongen, jij bent altijd bij mij en alles van mij
is van jou." De hele liefde van de vader gaat naar de gehoorzame
zoon. Hij deelt zijn liefde niet op. Hij zegt niet: een deel is voor
jou en een ander deel is voor je broer. Neen, hij zegt: alles
van mij is van jou. En toch is hij terzelfder tijd door medelijden
bewogen voor het jongste kind en hij moet feestvieren. Zijn hele
liefde gaat blijkbaar ook uit naar het tweede kind. Hartelijke liefde
kan blijkbaar ongedeeld uitgaan naar meerdere kinderen. Er speelt daar
geen concurrentie. De vader gaf het leven aan beide kinderen en hij
verlangt dat het overvloedig zou zijn voor beide. Er moet feest worden
gevierd.
De oudste broer heeft het daar moeilijk mee. Ik heb nooit een verbod
van u overtreden, zegt hij, en u hebt me nooit eens een schapenbokje
gegeven om een feestje te bouwen voor mijn vrienden. Uw jongste zoon
heeft uw geld vergooid aan slechte vrouwen, en nu hij uit armoe is
teruggekeerd, laat u een kalf slachten om feest te vieren. Maar het
ziet ernaar uit dat de oudste zoon nog niet tot echte liefde is
uitgegroeid. Hij staat zelf nog te veel centraal. Hij voelt zich te
kort gedaan door de liefde, die aan zijn jongere broer wordt
geschonken. Zijn zelfwaardering is nog niet sterk genoeg. Hij moet nog
concurreren. Hij kan nog niet zien dat in het hart van zijn vader de
liefde voor hem en die voor zijn broer eigenlijk geen afbreuk doen aan
elkaar. Wat de vader voor de andere broer voelt, verandert niets aan
wat hij voor hem voelt. De beide liefdes vloeien door het hart van de
vader zonder elkaar te hinderen. We moeten waarschijnlijk
veronderstellen, dat ze zelfs elkaar versterken. De vader maakt dan
ook geen verwijt aan zijn oudste zoon, dat hij jaloers is op zijn
jongere broer. Hij zegt alleen: 'Jongen, jij bent altijd bij mij en
alles van mij is van jou.' Je hebt de indruk, dat de vader deze
woorden tot de oudste zoon alleen maar kan spreken omdat zijn liefde
voor de jongste zoon weer sterk geactualiseerd is.
Het verhaal van de verloren zoon is een verhaal van
een hartsliefde tussen een ouder en meerdere kinderen. Maar wellicht
mogen we dezelfde structuur van de hartsliefde ook zien in andere
vormen van hartsliefde: in vriendschap tussen mensen van hetzelfde
geslacht of van verschillend geslacht; in de hartsliefde tussen
gehuwden. In deze laatste vormen moeten er natuurlijk nuanceringen
aangebracht worden, omdat ouderliefde nu eenmaal niet echtelijke
liefde is en echtelijke liefde niet vriendschap. Maar wellicht is de
fundamenteel niet concurrerende structuur van de hartsliefde ook in
deze vormen aanwezig.
Een tweede trek van de vaderliefde is het
medelijden. De vader is niet op zijn eigen gevoeligheid gecentreerd,
maar op het welzijn van zijn kinderen. Tot tweemaal toe zegt hij:
laten we feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer
levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden. De vader heeft
wel pijn, maar daar gaat het eigenlijk niet om. Hij moet niet worden
verzoend. Hij maakt geen punt van de verontschuldigingen van zijn
jongste zoon en maakt zich ook niet kwaad over het nauwelijks verholen
verwijt van zijn oudste zoon. Dat beide kinderen - ieder op zijn of
haar eigen wijze - zo gelukkig mogelijk mogen zijn, daar gaat het om.
Dit verhaal gaat over een vader, maar het had even
goed over een moeder kunnen gaan. Vaderliefde en moederliefde zullen
wel dezelfde structuur hebben, en ook die van vrienden voor elkaar.
Vreemden kunnen mensen niet op die manier liefhebben, maar daar gaat
het in dit verhaal niet om. Wat het betekent voor vreemden zo goed als
God te zijn, leren we elders in het evangelie, bijvoorbeeld uit de
parabel van de barmhartige Samaritaan.
Vandaag is het een gelegenheid bij uitstek om de
Heer te vragen dat het ons mag gegeven zijn te groeien tot een sterke
en open liefde, die uiteindelijk niemand voortrekt en die velen in kan
sluiten, als ze ons nodig hebben.
Want ons hart is gemaakt om te worden geraakt, en dat hebben we niet
zelf in de hand.
Jaak Vandenbulcke o.p.