Bijbelgeleerden zeggen dat het verhaal over Johannes de Doper
die op een bepaald moment is beginnen te twijfelen aan Jezus geen historisch
feit beschrijft maar de weerspiegeling is van een duidelijke spanning, misschien
een conflict in het milieu van Mattheüs. Er waren nog altijd volgelingen van
Johannes die in zijn geest van boetedoening bleven voortleven. Christenen die
door de leerlingen van Jezus waren bekeerd, dachten en leefden op heel wat
punten anders. Volgelingen van de Johannesbeweging konden zich niet goed
herkennen in de geest van de Jezusgemeenten. Nog elders bij Mattheüs vinden we
daar sporen van. Hij beschrijft hoe de volgelingen van Johannes er niet bij
konden dat Jezus' leerlingen volgens hun meester niet moesten meedoen met de
vrome gewoonte van het regelmatige vasten. Wie te gast is op een bruiloftsfeest,
zei Jezus, rouwt en vast niet zolang de bruidegom aanwezig is (Mt., 9:14v.).
Het ideaal van de Johannesbeweging was dat van een
woestijnchristendom, naar het model van de oudtestamentische profeten die het
volk hadden opgeroepen zich te bekeren tot de oorspronkelijke spiritualiteit van
de tocht door de woestijn, niet alleen bevrijd uit de slavernij maar ook weg van
de vleespotten van Egypte. De woestijn is de plaats van bekering en voortdurende
inkeer. Je leeft er in afzondering, los van de beslommeringen en verlokkingen
van de bewoonde wereld. Je kunt je, vrij van de zorgen en de verstrooiingen die
mensen meestal bezighouden, beperken tot het alleen maar het essentiële, je
concentreren op het enige noodzakelijke. Het leefmodel van de woestijn is hard
in zijn soberheid, maar het is een uitgezuiverd leven, het staat niet bloot aan
de besmettingen waardoor mensen in de bewoonde wereld worden aangetast. Het
schenkt de ruimte en de tijd waarbinnen je in gebed en bezinning God kunt
ontmoeten.
Johannes riep de mensen die zich wilden bekeren weg uit hun
leefmilieu naar hem toe in de woestijn. Jezus trok naar de mensen toe, naar de
dorpen en steden waar hun gewone leven zich afspeelde, tot in de hoofdstad
Jeruzalem en bij de bezoekers van de tempel. Hij stuurde zijn leerlingen naar de
dorpen en steden om daar te preken, zieken te genezen en kwade geesten uit te
drijven. Daar moesten mensen zich bekeren, en hun geloof in zijn boodschap moest
vruchten krijgen in de praktijk van hun normale levenswandel.
In het evangelie dat dit weekeinde wordt gelezen laat
Mattheüs er geen twijfel over bestaan welke kant hij kiest. Hij pleit voor het
leefmodel van de Jezusgemeente. Het Johannesmodel wijst hij niet af. Hij legt
Jezus woorden van uitzonderlijke lof voor Johannes in de mond. 'Meer dan een
profeet' noemt hij hem. Maar zijn besluit is eigenlijk ongenadig. Johannes is in
al zijn grootheid kleiner dan de kleinste in het koninkrijk der hemelen. Hij
moet wezenlijk onderdoen voor Jezus.
In de hele geschiedenis van het christedom vinden we de
dualteit, en op sommige momenten de tegenstelling tussen het christelijk
Johannesmodel en het leefmodel van de Jezusgemeenten. Men heeft aan die
dualiteit verschillende namen gegeven: tussen 'eschatologische gerichtheid' en 'profetisme',
tussen 'mystiek' en 'politiek', tussen het 'contemplatieve' en het 'actieve'
kloosterleven.
De essentiële trekken van de woestijnspiritualiteit
herkennen we vandaag bij ons in het abdijmodel. Monniken richten hun leven in
afgezonderd van de wereld. Rond een abdij staan muren, binnen in een abdij
vinden haar leden alles wat ze nodig hebben om hun sobere stijl van leven
gestalte te geven. Een abdij heeft echter meestal een ruim gastenkwartier en
voert gastvrijheid hoog in het vaandel. Mensen trekken erheen om tot rust en
inkeer te komen. Sommigen om boete te doen en orde op zaken te stellen. Allen om
de beslommeringen van hun wereld een tijdlang achter zich te laten en zich met
een volgehouden inspanning, naar het voorbeeld en met de hulp van de monniken,
te concentreren op het essentiële, het unum necessarium.
Andere religieuzen bouwen hun kloosters en huizen en gaan
wonen midden in de stad. Hun agenda en de inrichting van hun leven worden
bepaald door het werk buitenshuis, door wat we tradioneel de 'zielzorg' noemen,
maar ook door veel andere soorten activiteiten in dienstbaarheid aan veel
soorten mensen.
Toen Johannes vanuit de gevangenis aan Jezus liet vragen of
hij zich in hem niet vergist had, of er misschien nog iemand anders moest
verwacht worden, gaf Jezus geen direct antwoord. Hij zei alleen: kijk rond u
naar wat er gebeurt en trek uw conclusies. En hij riep de beelden van de bekende
messiaanse profetie op, culminerend in de zin: "aan armen wordt de goede
boodschap verkondigd". We moeten dit, denk ik, als volgt verstaan. Blinden
en kreupelen, melaatsen en doven zijn arme mensen in de bijbelse zin van het
woord: ze kennen geen volwaardig leven, ze leiden noodgedwongen een bedelend
bestaan, ze tellen niet mee, ze worden uitgestoten. De goede boodschap die hen
wordt gebracht is er niet een van troostende woorden, ze grijpt metterdaad in
hun leven in. Ze bewerkt genezing door hen als volwaardige mensen tot hun recht
te brengen. (Zie de vertaling hieronder)
Mattheüs zegt dus eigenlijk: christenen van de
Jezusgemeenten steken de handen uit de mouwen, ze doen de messiaanse profetie
van de goede boodschap aan de armen in vervulling gaan. Dat is het wat mensen
moeten kunnen zien als ze kijken naar wat er gebeurt waar christenen aan het
werk zijn. Het is de lakmoesproef van het christelijk getuigenis. De band met de
actie Welzijnszorg tijdens de advent ligt voor de hand.
Maar vooral tijdens de advent mag ook het Johannesperspectief
een bevoorrechte aandacht krijgen. Als we het waar willen maken dat de advent
bij uitstek een tijd van verlangen en verwachting is, moeten we bij tijd en
wijle de kerstmuziek en de koopdrift van de winkelstraten en kerstmarkten laten
voor wat ze zijn. De woestijn in trekken om ons te concentreren op wat werkelijk
en uiteindelijk van belang is.
B.J. De Clercq o.p.