"Wees
gegroet, Maria, de Heer is met u. Gezegend bent u onder de vrouwen en
gezegend is de vrucht van uw lichaam." (zie Lucas, 2:42)
Op dit feest van Maria's
tenhemelopneming wil ik blij en dankbaar, als vrouw en als moeder,
samen met jullie opkijken naar ons aller moeder: Maria.
Ik groeide op in een gezin waar Maria
een ereplaats bekleedde. Haar beeld in het midden op de schouw. Elke
avond rozenhoedje bidden. Op zondagswandeling naar de veldkapel. Het
meilof in de kerk. En een moeder die onder het strijken ‘Salve
Regina' zong.
Toch had de lieve vrouw van mijn ouders geen troon in mijn hart. Alles
wat ik in de klas of vanop de preekstoel over haar leerde, bracht in
mij een soort verweer. 'Maria, onbevlekt ontvangen, vrij van zonde en
schuld’, ‘hemelse maagd en moeder', ik had daar last mee. Het
maakte mij opstandig, want van meisjes werd verwacht dat ze die
onnavolgbare Maria, t6ch maar zouden navolgen. En stiekem dacht ik:
'Ja, zij - de onbevlekte - zij had het makkelijk, maar ik!
Zo moest het Mariabeeld van mijn
ouders plaats maken voor een meer esthetisch verantwoorde opschik van
onze schouw. Maria verhuisde tussen de spinnewebben op zolder.
Dan trouwen, het huis uit, kinderen
krijgen, een voltijdse job, het gaat allemaal zo snel, tot op de dag
dat ik hoorde dat moeder kanker had en thuis wou sterven. Ik ging haar
opzoeken en zag op de schouw, vlakbij het ziekbed dat haar doodsbed
zou worden, het vertrouwde beeld uit mijn kinderjaren. Vader deed aan
stervensbegeleiding, hoewel dat woord nog niet was uitgevonden. Hij
streelde haar hand en vertelde: 'Onze lieve Vrouwke staat je al op te
wachten aan de hemelpoort. Ze lacht: "Kijk eens wie we daar
hebben: dat is moedertje Camilla!"
En moeder is vredig heengegaan. Naar haar hemel. Naar Maria.
Jaren geleden is dat. Ondertussen is
ook vader gestorven en kreeg het Mariabeeld uit mijn kinderjaren een
plaats op onze schouw. Zoals Maria ook een plaats kreeg in mijn hart.
Hoe komt nou zoiets?
Ach ja, je kinderen groeien op, worden tiener en twen en bezorgen je
naast grote vreugde en trots ook angst en zorg, pijn en tranen. Als
moeder lig je in het weekend uren wakker, wachtend op de verlossende
klik in het slot van de voordeur. En wat doe je ondertussen?
'Weesgegroet, Maria...' Wat doe je terwijl oma op de operatietafel
ligt? Als een vriend vecht voor zijn leven? ‘Weesgegroet, Maria...'
Hoe verbijt en verbid je je angst om een kind dat eigenzinnig een
vreemde lokroep volgt? 'Weesgegroet, Maria...'
Moeder Gods, verheven boven alle
vrouwen, onbevlekt ontvangen, het mag van mij nu allemaal, best maar
de Maria waar ik van hou is anders. Ik zie haar een beetje als
gelijke, als lotsverbondene. Want ik weet zeker dat ook zij heeft
afgezien om die zoon van haar. Stel je voor: Hij laat zijn vaders
beroep voor wat het is en trekt de woestijn in. Hij gaat om met
schorremorrie, leeft van de ene dag in de andere en heeft geen steen
om zijn hoofd op neer te leggen. Natuurlijk had zij daar moeite mee!
Bovendien krijgt ze op elke vraag die ze hem stelt, een wedervraag als
antwoord.
'Kind, waarom heb je ons dit
aangedaan? Je vader en ik hebben doodsangsten uitgestaan!'
Antwoord-wedervraag: ‘Waarom zocht je me?’
Zo herkenbaar voor elke moeder hier: 'Waarom maak je je zorgen om
mij?' Alleen moeten onze kinderen
niet in het huis van de Vader zijn ...
'Ze hebben geen wijn meer!'
Antwoord-wedervraag: 'Vrouw, is dat soms uw zaak?' Alweer zo
herkenbaar. Mama toch, dat zijn mijn zaken!
'Jezus, Uw moeder en Uw broers
vragen naar U!'
Antwoord-wedervraag: 'Wie is mijn moeder? Wie zijn mijn broers?'
Een gouden raad: probeer nooit je kind ergens 'uit' te halen. Het
herkent je niet eens.
En zo is Maria me lief geworden. Ik
bid tot haar. Ik zing voor haar. Ze is een heerlijke vrouw. Hoe komt
ze anders aan zulke zoon? Maar ik weiger te geloven dat alles voor
haar zomaar vanzelf ging. Dat alles zonneklaar was. Zo'n Maria boeit
me niet eens.
Ik hou van een Maria zoals ze vanuit
de bijbel tot mij komt: een Maria die een geloofsweg is gegaan.
Ik hou van een Maria die Gods lof zong, ook al wist ze niet wat de dag
van morgen brengen zou.
Ik hou van een Maria die krediet gaf aan haar zoon, ook al lag ze 's
nachts wakker van de zorgen.
Ik hou van een Maria die haar zoon z6 heeft los gelaten dat hij het
heil van de wereld kon worden.
Ik hou van een Maria die haar zoon zo liefhad ( haar enige zoon, want
zo is er maar één) dat ze uiteindelijk stond waar ik hoop nooit te
moeten staan: onder het kruis.
Natuurlijk heeft hij het zichzelf
aangedaan. Hij moest zich maar niet opstellen tegen joodse
wetgeleerden. Hij moest maar geen partij kiezen voor armen en
vreemdelingen, voor kinderen, voor vrouwen en zondaars. Ja, hij heeft
het gezocht. Maar JIJ was er, Maria, vrouw en moeder, toen niemand er
was. Je hebt zijn doodsstrijd meegemaakt, zijn kreten gehoord, zijn
vernedering gezien, zijn godverlatenheid en zijn angst.
Is dat niet wat elke moeder doet? Die
kinderen van ons, ze gaan hun eigen weg en stellen wedervragen als
antwoord. Maar in de nood gaat moeder hen opzoeken en houdt de wacht.
Desnoods tot onder het kruis.
Goed dat we een moeder hebben van wie
we het leren kunnen: Maria.
Agnes Lameire