Nieuwjaar,
de dag bij uitstek om elkaar het goede toe te wensen. Een dag van
vieren, meestal in een kring van warme genegenheid.
Maar wat valt er eigenlijk te vieren? Dat we bovenaan onze brieven het
jaartal 2001 schrijven? Dat we een nieuwe agenda openen? Op zich zijn
dat heel neutrale dingen. Maar een bladzijde mogen omdraaien, en zeker
als we een heel jaar mogen omdraaien, heeft een symbolische betekenis.
Een moment om even stil bij te worden. Om vooruit te kijken, en te
beseffen dat we niets anders kunnen dan... wensen.
Via de jaaroverzichten op televisie,
in kranten en tijdschriften hebben we kunnen terugblikken op het jaar
dat achter ons ligt. Geef toe: het was lang niet altijd bemoedigend.
Zoiets werpt niet alleen een schaduw op al onze goede bedoelingen; die
jaaroverzichten vormen vooral een uitnodiging tot bezinning, tot
verstilling. Vooruitblikkend beseffen we dat we niet vooruit kunnen
kijken. Je weet niet wat het komende jaar brengt. Onvoorziene
gebeurtenissen kunnen - zoals al zo vaak is gebleken - hoopvolle
verwachtingen doorkruisen. Op een dag als deze worden we geconfronteerd
met onze broosheid, onze onmacht. Als het over de wezenlijke dingen van
het komende jaar gaat, kunnen we alleen maar 'wensen', elkaar van harte
toewensen: een goede gezondheid, werk waaraan je deugd beleeft, fijne
ontmoetingen, relaties waarin je je gedragen weet. Zaken die ons bestaan
zinvol en de moeite waard maken... we kunnen ze alleen maar wensen
Stilletjes fluisteren we elkaar in het oor dat we hopen dat er ons in
het komende jaar niets ergs zal overkomen, dat we gespaard blijven van
verlies, van ontgoocheling. De schaduwzijde van het leven maakt ons
stiller. Ofschoon we beseffen dat die erbij hoort. Wellicht mogen we
elkaar dit toewensen: dat we gaandeweg het leven leren aanvaarden en
beamen, met de paradoxen die het behelst; dat we iets leren van
de eenvoud van Maria, die zoveel bewaarde in haar hart.
Het is
zinvol op nieuwjaarsdag eucharistie te vieren. Niet in een sfeer van
jubelende euforie, alsof er niets aan de hand is. Integendeel, in het
duidelijke besef van zoveel onmenselijkheid belijden we ons vertrouwen
in die Geest van Jezus die mensen beweegt tot vergeving, tot elkaar
bij de hand houden. Het treft me ieder keer opnieuw als mensen zeggen
dat ze het leven wel aankunnen zolang het maar gedeeld wordt, dat ze
hoop en moed putten uit bevestiging en waardering door anderen, uit de
erkenning van fouten en de vergeving daarvan.
Menselijk gesproken is dat de maximale
hulp die wij elkaar kunnen bieden en van elkaar kunnen ontvangen. Maar
vanuit het oogpunt van het geloof is er een 'meer'. Mensen die elkaars
leven delen, elkaar steunen en bemoedigen, weerspiegelen iets van het
Rijk Gods dat onder ons reeds begonnen is.
Misschien vindt u dat ik hier te grote
woorden gebruik als ik zeg dat er iets weerspiegeld wordt van het Rijk
Gods in kleine dingen, voor velen doodgewone vormen van elkaar
nabij-zijn
Dat hebben destijds die herders wellicht ook gedacht. Het woordgebruik
van de engelen die hun verschenen waren, was ook niet mis: "Heden
is u een Redder geboren. Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan
de mensen die Hij liefheeft". En toen ze gingen kijken wat er van
aan was, "vonden zij Maria en Jozef en het pasgeboren kind in de
kribbe". Geen nuchter mensenoog zag het verband tussen dat
onooglijk kind en God die de wereld zou redden. De herders zagen het
wel. En wat zij gehoord en gezien hadden maakten zij bekend. Niet zoals
de engelen met bazuingeschal en superlatieven, maar simpelweg bekend
maken, ingetogen en vol schroom.
Allen die die eenvoudige
herderswoorden hoorden, keken verwonderd op. Want het was ongehoord dat
het kind in de kribbe een teken zou zijn van Gods redding. Alleen Maria
had het door. Zij bewaarde de woorden in haar hart en overwoog ze bij
zichzelf. Dat kleine zinnetje plaatst haar in het centrum van het
evangelie dat vandaag wordt gelezen. Zij is de eerste die het goede
nieuws over Jezus echt ter harte nam.
Wellicht doen wij er goed aan om bij
gelegenheid van de jaarwisseling het waardevolle uit het voorbije jaar
te bewaren in ons hart, en bij onszelf te overwegen hoe wij, zo goed
mogelijk voorbereid, het komende jaar kunnen aanvatten. Net als de
herders zijn ook wij gezonden om voor elkaar, in woord en daad,
verkondigers te zijn van het goede nieuws. Dan mogen wij hopen dat er
ook voor ons redenen zullen zijn om God te verheerlijken en zijn lof te
zingen.